Categories
Mauritania

Mauritania I

De grensovergang van de Westelijke Sahara naar Mauritanië is makkelijk en snel gegaan, met een fiets rijdt je gewoon alle wachtende voorbij. De drie kilometer ruige hammada niemandsland gaat ook goed, alleen heb ik wat verderop een lekke band. Ik plak hem terwijl Steve toekijkt. En wanneer een auto vol mannen langs rijdt kijken zij op hun beurt verwonderd naar Steve. Wat dagen later leg ik een nieuwe binnen- en buitenband op het achterwiel omdat de scheur die er in zit lekken blijft veroorzaken.

Beautiful combination

Delicious sandy bread

Steve en ik komen hier bij van de Sahara tocht, Nouâdibou een plaats die in het verlengde van de N1 ligt, maar niet echt veel te bieden heeft. We hebben een ruime kamer, eigen douche en toilet met een prachtige vloer van gebroken tegeltjes dat in een mozaïekje is gelegd en door heel Mauritanië te zien is. Het geroekel van duiven, de aangename temperaturen van een kustplaats en zijn harde wind laten me comfortabel voelen. Ik vind de mensen hier opmerkelijk aangenaam, erg rustig en relaxed. We ontdekken een nieuw soort brood, oliebollen en koek die me aan de smaak van taai taai doet denken. Hoewel we heel dichtbij de oceaan zijn, zie ik er niets van, enkel mannen die ’s avonds na hun werk terug keren in grote gele rubberlaarzen en stugge groene regenpakken.

Donkey working hard, just like us

Het eerste wat Steve wilt zodra we hier wakker worden is een ontbijt van pastries, zoete lekkernijen. En ook al is het verwonderlijk hoe ze ook in dit land de mooiste croissants hebben, kies ik liever een lokaal gerecht. Het wordt, bij gebrek aan gebakken vis op de vroege ochtend, blini blin, een broodje met friet, verlepte slablaadjes en saus uit een knijpfles. Het stuk blikworst haal ik er tussen uit. In de setting waar we ons nu bevinden, die van plastic fauteuils en gedimd licht, probeer ik Steve duidelijk te maken dat ik alleen verder wil reizen, of toch zeker gedeeltelijk, maar dit lijkt niet aan te komen bij Steve. In de avond laat ik het onderwerp weer passeren, maar weer komt het niet aan. Ik besluit te berusten in het feit dat wat ik wil, vast komen gaat…

Happy Kiddoos

Ik geniet van rustige ochtenden waar Steve me ontbijt brengt voordat hij de stad in fietst. Het brood heeft zand erin verwerkt, de oliebol ook. Mint komt in hele kleine bundeltjes, perfect omwonden met een dun touwtje en zeven keer zo prijzig als in Marokko, en mint thee leeft hier dus ook. Hoewel een theepot rond gaat en niet op mijn tafeltje blijft staan. Melk smaakt hier nog echt naar melk en is verrassend lekker. Prijzen moeten weer worden uitgevonden en dat is altijd een gedoe. Zo baal ik ervan dat ik tandpasta koop voor vijf euro. Gewone Colgate nog wel. Misschien wel een speciale want er staat ‘Pro Gum Health’ op, tegen bloedend tandvlees, dat ik nooit heb.

In the iron ore train, the toilet to be more precisee

Ik heb me niet ingelezen in Mauritanië, weet niet precies hoe veilig het hier is, ik weet alleen dat ik me veilig vóel. Twee Engelsen jongens in een woestijntruck, waarmee Steve in contact komt in Bir Gandouz en aan de grens weer, vertellen keer op keer dat ze bang zijn om naar Mauritanië te gaan. Ze rijden deze truck voor een reisorganisatie naar een land voorbij Mauritanië, maar zijn gespannen.

Train in evening light

Our bikes! NO!!

DSC_0029 (425x640)

En in dit land zijn weer Chinezen aanwezig, ze beheren, hoe verrassend, de Chinese restaurants en supermarkten, zien er bleek en bloot gekleed uit. We eten twee keer fried rice en het eten wordt ons geserveerd door een man die me aan Morgan Freeman doet denken. Een lange, slanke en zeer relaxte man. Maar hoe lekker zijn werkgever’s fried rice ook is, ik wil lokaal eten voor een lokaal prijsje. Dus open ik de gordijntjes van een klein huisje en stap er binnen. Er zijn ook containers met zaakjes erin, maar restaurant Sop Seringe Babacarsy is een klein huisje met een leuk woonkamertje en twee plastic tafels en een televisie. Ik eet hier banava, gekookte aardappel met erwtensaus en omdat ik ‘je ne mange pas viande’ zeg wordt het vlees eruit gevist. Samen met fish fry kost dit maar 1.5 euro en het zijn twee complete maaltijden. De dames die hier de zaak runnen zijn donkere Afrikanen en degene met kinderen zijn enorme vrouwen, de jongere dames, meisjes nog, zijn zeer sexy. Hun lichamen strak gestroomlijnd en in tight clothes gehesen, de knoopjes op springen staande. Zo achter de gordijntjes kunnen ze zich waarschijnlijk beter veroorloven sexy gekleed te gaan. Hoewel de Chinezen dat ook in het openbaar doen, en ze veel bekijks hebben, vooral van mij.

Restaurtant

DSC_0078 (640x425)

Het verkeer heeft grote moeite met fietsers. Of beter gezegd: het verkeer heeft grote moeite met verkeer zijn. Ze kunnen werkelijk niet rijden! Waar ze in India ware magiërs op de weg zijn, is het hier niet meer dan een volledig mislukte Hans Kazan show. Een taxi haalt me in en trapt vol op de rem vlak voor me terwijl ik net snelheid heb. Wat ze ook graag doen is je simpelweg afsnijden, en dan vlak voor je weer optrekken. Wil ik hier fatsoenlijk een rotonde of kruispunt over komen dan rem ik af, kijk ik gauw alle vier de kanten op en fiets er rustig doorheen en probeer mezelf zichtbaar te maken voor iedereen die op die kruising rijdt.

Another delicatesse: fries in an omelette

Another beuatifull setting while we eat... fries on bread

Er zijn vele autowrakken langs de weg, maar even zo veel rijden nog. Het klimaat en al dat zand leent zich niet echt voor schoonhouden en zuinig zijn op de dingen, lijkt me. Houten afwerkingen in winkels zijn bruin van het zand, vloeren vertonen prachtige patronen, vooral in de hoeken. Zand is overal! Het golft over de weg heen en het waait in je mond. De bakkers hebben allemaal een eigen deegmachine, zo’n grote mengkom. Deze staan buiten en dus heeft ál het brood in dit land zand erin verwerkt. Ik heb de indruk dat de deegrekken uit Europa komen, net als de mengkommen en sommige vrachtwagens, diepvrieskisten en later op de route zelfs caravannetjes van de militairen check-post.

Fresh colours in dusty Atar

Out of Atar

Fiche is wat de mannen uit die caravannetjes willen. Een fiche is een kopie van je paspoort met gegevens over visa nummer, route en beroep. Ik ben een kapper omdat dat een woord is dat ik in het Frans ken. En omdat Steve altijd ver voor me uit rijdt, overhandigd hij de fiche van beide en kan ik meestal zo door rijden. Toch stop ik altijd even voor een praatje, vooral om Steve zijn gebrek aan de Franse taal goed te maken, en de vragen die ze hadden alsnog te beantwoorden.

An epic journey on the iron-ore train

Africa offers pretty wild train trips, but the train ferrying from the mines at Zouérat to Nouâdhibou might just be the wildest. One of the longest trains in the world (typically a staggering 2.3 km long), when it arrives at the ‘station’ in Nouâdhibou, a decrepit building in the open desert, a seemingly endless number of ore wagons pass before the passenger carriage at the rear finally appears. The lucky ones find a place on one of the two long benches; the rest stand or sit on the floor. It’s almost brutally basic. Most travellers get off at Choum, 12 hours later, where bush taxis wait to take passengers to Atâr, three hours away.

Bij gebrek aan betere alternatieven hebben ze helemaal achteraan de ijzer trein twee wagons gekoppeld en twee treinstellen dat nog het meeste lijkt op een onderzeeër of een bunker, met een aantal kleine ronde openingen aan de zijkant, waar net een hoofd doorheen past. Wij hebben twee tickets voor de wagons met zittingen en als we geluk hebben, bemachtigen we een plaatsje. Steve en ik hebben afgesproken dat ik snel de trein in spring om twee plekjes te pakken te krijgen en Steve zal dan alles naar binnen sjouwen: 10 tassen en 2 fietsen. Een mooi plan, maar onuitvoerbaar.

Wanneer de indrukwekkende lange trein langs het kleine gebouwtje midden in de woestijn komt gereden, worden de plaatjes uit het boek ‘Sahara’ van Micheal Palin werkelijkheid. Zand waait woest langs me heen en nog voordat de trein stilstaat wringt een grote drom mensen zich in de trein. Net zoals in India, mensen worden verdrukt, vrouwen omhoog gehesen aan hun dunne armpjes en baby’s door de raampjes geslingerd. Ik wring me er ook tussen maar heb Steve nodig, die verderop bij de fietsen en bagage staat, om me met zijn beide handen een traptrede te geven zodat ik de onmogelijk hoge ingang in kan klimmen. Dit lukt, maar dan roept iemand naar Steve ‘regardez le bagage’, Steve heeft al onze bagage onbeheerd achter gelaten om mij te kunnen helpen. ‘You stay with the luggage,’ hadden we afgesproken maar dit betekend dat hij geen kant op kan en ik staande in de trein zie dat er totaal geen doorkomen aan is. Ik spring er weer uit en ga terug naar Steve en onze berg tassen. We wachten en wachten, en weten allebei niet goed wat te doen. Fietsen is vrijheid maar niet als je een Afrikaanse trein in wilt komen! We zijn geankerd aan onze dure fietsen en tassen vol kostbaarheden en maar met twee personen. Hoe deden de andere voor ons dit?

Met de hulp van de locals wellicht. Ik denk dat iemand dacht ‘als ik ze nu niet ga helpen, missen ze de trein.’ ‘Vite, vite’, hoor ik voor het eerst iemand zeggen in Afrika. En we worden geholpen, een jonge jongen staat in de trein en neemt al de tassen aan die ik aangegeven krijg van Steve en een andere man. Ik zie de vrouwen kijken want ik geef hier een fijn staaltje hard werken weg. De jongen gooit alle tassen op een hoop achter hem en trekt dan de fietsen die Steve hem aangeeft de trein in. Oef! Gered!

Another strech of beauty

Some changes in the landscape

Eén van de dingen die in dit land meteen opvalt zijn dat de mensen elkaar helpen. Wij zetten de berg tassen in een soort berghok en de fietsen worden door de thee man in de toilet gestald, die van Steve bovenop de mijne. Maar het kan erger, een jongen gaat voordat onze fietsen degelijk gestald zijn, op mijn wiel zitten, zijn voeten de snaren van mijn Rohloff bespelend. Deze trein komt misschien wel uit Nederland want ik zie een ijzeren plaatje op de deur geschroefd met ‘niet openen voordat de trein stilstaat’.  Maar de deuren gaan allang niet meer dicht, de vloer is zo oud dat je erdoorheen kunt zien en de toilet is een okerbruine pot. De hele trein is gestript van alles waar je blijkbaar zonder kunt. De ruiten ontbreken of zijn vastgekoekt met zand. Er staat een ton water vastgebonden met een touw, daarachter komt de thee man te zitten die in staat is met het schokken van de trein minutieus thee in te schenken en te bereiden op een roestige gasfles. Hij heeft het blijkbaar druk want mijn thee komt nooit. Aan de andere kant van die ton water heb ik me gezet, voor de okerkleurige toiletpot waar maar weinig stank vandaan komt. Ik besef hoe luxe ik het heb, ook al zit ik op de grond, en bedenk meteen erachteraan: ‘Luxe? Ha, dat is complete onzin!’ maar toch voel ik me in een luxe positie, ook al heb ik geen bank om op te zitten. Ik heb wel een deken en ook al is die nat, het is een zachte ondergrond die ik met uitbreiding van mijn Ortlieb tas tot bedje kan omtoveren. Mijn benen zijn verwrongen tussen de pedalen van mijn fiets en de okerkleurige toiletpot en ik lig naast een open deur. Hier was de conducteur het niet mee eens wegens veiligheidsredenen maar ik verzekerde hem ‘ne pas un problem.’ Als ik mijn voeten op het opstapje zet en de deur net iets verder open duw dan heb ik een prachtig beeldscherm voor me: honderdduizendenmiljoenen sterren die allemaal bewegen nadat de zon zacht onder is gegaan en de woestijn heeft veranderd in een geheimzinnge duisternis die alles kan bevatten en tegelijkertijd zo omarmend zacht en compleet is, vanuit het veilige treinomhulsel bekeken. Reizende in de trein, en deze ijzertrein heeft een flinke vaart, gaat opeens héél snel. Ik zit ook nog eens helemaal alleen, niemand die deze toilet kan gebruiken, behalve ik, en de rest plast uit het raampje vlak voor Steve.

Jammer van de jonge jongen die, wanneer de trein stopt, in de deur komt hangen waar ik zit. Hij en zijn vriendje worden blijkbaar zo enthousiast dat wanneer de trein weer gaat rijden ze eraan gekleefd blijven en zijn hand grijpt in zijn kruis en roept ‘madam, madam, madam.’ Ik roep Steve en die op zijn beurt roept mannelijk en woest ‘back off’ tegen de wellustige jongetjes en abrupt laat hun kleverigheid los.

Terwijl Steve er al snel genoeg van heeft en onder het zand komt te zitten en moet plassen en moe is, doe ik me tegoed aan al mijn India-ervaringen en maak het mezelf comfortabel. Ik drapeer de blauwe Sahara doek, die ik voor deze rit heb gekocht, om mijn hoofd tot alleen mijn ogen nog zichtbaar zijn en ik afgeschermd ben van het zand. Ik plas wanneer ik moet plassen en ik eet veel, teveel eigenlijk want later in de jeep wordt ik misselijk van de vele zoete lekkernijen die Steve mee heeft genomen als handig eten voor in de trein. Lezen lukt niet, de trein schokt teveel en nadat het beeldscherm onveranderd sterren laat zien zoals de televisie strepen, laat ik me meevoeren door de slaap, door de doezelige wegzinkertjes en door het besef van waar ik ben en wat ik doe. Strepen licht gaan langs me, lichtflitsen komen en gaan, zetten heel de Sahara in licht en af en toegluurt een zaklampje in mijn richting. Plots zijn we in Choum. En staat me een tweede avontuur te wachten…

Again flowers, also in the Mauritanian desert

Colours of the Mauritanian Sahara

Ongeveer 100 kilometer verder is Atâr, het commerciële en toeristische centrum van de Adrar. In oogstseizoen zijn hier de beste dadels te vinden. Helaas voor mij, oogstseizoen is voorbij en al dat rest zijn dadels tot moes geperst en in een geitenhuid genaaid, of dadels uit Tunesië. Om hier te komen is er een route door de woestijn, uiteraard door het zand! Ik heb besloten een bush-taxi te nemen en niet, zoals Steve, door het zand te ploeteren. Bij het stoppen van de trein worden we meteen geholpen door een stel jongens die ons in hun Toyota Hilux willen overhevelen. Ze staan perplex van de berg tassen die uit de trein komt, en ik eigenlijk ook, een bérg Ortlieb tassen en twee fietsen. Op twee krassen en het verlies van mijn stuurkompas is de fiets in goede staat, en zit alles onder het zand.

Ik wordt, vast voor een hogere prijs dan de rest, achterin de laadbak gezet met al mijn spullen en de fiets gaat erbovenop. Steve maakt zich klaar om de woestijn in te gaan en meteen een kampeerplekje te zoeken. De Toyota stopt in het dorp Choum waar alle bagage er weer af gaat, taxi geld ingezameld wordt, dan opnieuw de bagage ingedeeld, onze plaatsen bepaald en de banden opgepompt. We zitten nu óp onze bagage en ik tússen de benen van een man. Ondertussen is Steve aan komen fietsen en herschikt zijn tasindeling terwijl ik protesteer over mijn zitplaats ‘tres cher,’ en wijs op het kruis van de man. We worden weer anders ingedeeld. Ik had het liefst beter afscheid genomen van Steve maar we doen het met naar elkaar zwaaien. We gaan ieder onze eigen weg, halen hem in en niet later zal hij een plekje vinden in de open natuur en eindelijk kunnen rusten.

In de jeep, achterin de laadbak, bovenop al de bagage -de tassen waar de laptop en de elektronische apparaten in zitten houd ik apart- rijden we hard en vlakbij de ijzertrein, die in volle vaart richting Nouâdhibou rijdt. Het is pijnlijk om hier zo opgepropt tussen elkaar en de tassen en het ijzeren rek van de jeep te zitten, maar het is ook een enorm Mad Max-achtig gevoel, dat alle ongemakken voor eventjes weg vallen. Dit is iets uit een Western film. Daar waar een stel rovers de trein binnen gaan springen. Het is ook de scène waar de jeep hard door de woestijn rijdt, een andere jeep achter ons aan, zijn lichtbundel met moeite het zand doorpriemend. Het is zeer barbaars en het overtreft zeker de trein die als ‘brutally basic’ wordt omschreven. En dat is zeker geen overdreven woordkeuze.

Al gauw zodra de route richting Atâr gaat moet ik aan Steve denken. Het is maar goed dat ik een jeep heb genomen want ik had deze ‘track’ niet aangenaam gevonden, terwijl Steve er waarschijnlijk van geniet. Ik bind mijn hoofd in zoals alle woestijnmannen zodat zand en wind geen vat hebben op mijn huid en haar. Ik verbaas me erover dat mijn onherkenbaarheid geen probleem is voor de militairen bij de checkpost. Hoewel het zicht beperkt word door de tulband blijf ik zien hoe prachtig de woestijn is. Hoe bedwelmend en hypnotiserend. Ik word soms de diepte ingezogen en bereik een staat van pure lichtheid, alsof ik in slaap gebracht wordt door een magiër. Of ben ik gewoon erg moe? Dat terwijl mijn schouder bonkt tegen de railing van de jeep en mijn huid blauw gaat worden.

Unfortunately Fox

De track bestaat uit zand, er zijn twee flinke passen, een bandenspoor als route en oprijzende massieven. De woestijn is hier bezaaid met boompjes en de jeeps crossen hier vlak langs en door heen en plots hebben we een pauze. Iedereen legt zich, als gestoken door een zandvlieg, in het zand. Plat en languit. En dat is precies hoe ik me ook voel. Ik ben gebroken en het enige dat ik op dit moment wil is liggen, dus ik ga liggen. De sterrenhemel en de Melkweg schitteren me tegemoet in deze diepindigo donkerte, ik val erin, slaap overmeesterd me. De volheid van de woestijn laat me inzien dat het heerlijk is om niet gevangen te zitten in andermans ritme waar eigenlijk geen tijd is voor rust en lange pauzes. Hier, voor de hoge plateaus die lijken op Russische flatgebouwen, zo hoog en zo steil vanuit de vlakte bedenk ik hoe grappig het is dat iedereen slaap heeft, dat iedereen moe is. Allemaal liggen we in de zachtheid van de Sahara. Urenlang slapen we. Iemand snurk zacht, iemand laat een scheet. En het wordt koud. Ik doe mijn Icebreaker fleece aan en zie dat iedereen ook weer langzaam opstaat. Alweer vind ik dit grappig, we hebben zo hetzelfde ritme. De mannen zitten gehurkt, hun enorme blauwe gewaden, bou bou, bollen op, verhullen alles. Ik loop wat verder en doe een plas. Dan vertrekken we weer.

The road to Atar is amazing!

Het meest vreemde is wel dat we deze slaappauze hebben vlak voor we Atâr bereiken en daardoor wordt het licht wanneer we Azougi binnen rijden. De eerste oasis in mijn leven! Een lange sliert aan hutten en tikits, ronde stenen huisjes met een conisch dak volgen elkaar op. Hier leven de kamelenherders en geitenhoeders en hekken gemaakt van kromme boomstammetjes, takken en gaas maken het er niet aantrekkelijker op. Er liggen grote zakken gevuld met water, gemaakt van bootzeil. De herders in het bezit van een Mercedes, dé auto voor de woestijn in Mauritanië, werkelijk iedereen rijdt een Mercedes. Ik zie ronde hutten gemaakt van riet met hele kleine windopeningen aan de onderkant, sommige zijn door de wind naar één kant gaan hellen, sommige hebben het begeven en liggen rustend met hun zijde op het goudgele zand. Vele slapen nog, buiten in de koelere lucht want hier is het ongeveer 10 graden warmer dan aan de kust en dus is het weer warmer dan veertig graden.

Vanaf het plateau waar de Toyota zich zo makkelijk op trekt, ik bedenk hoe steil deze weg is en hoeveel moeite het me had gekost, kijk ik uit over heel Azougi en sta versteld van de overdaad aan groen, palmen en leven tussen de indrukwekkende kliffen die oprijzen vanuit de aarde. Atâr staat hiermee in arm contrast, een heet, stoffig en zeer winderig plaatsje waar een broodje friet mijn avondeten is. ‘Not in Atâr,’ als ik naar legumes vraag…

Very windy and very atmospheric

Slavernij speelt nog steeds een rol in de samenleving en ook al is dit afgeschaft, maar pas sinds 1980, het bestaat nog steeds. Volgens een artikel zijn er nog 800.000 donkere Afrikanen die als slaaf gebruikt worden. En als je dit weet valt het meteen op: de man in de auberge van Atâr die al het werk doet, ook mijn afwas. Een donkere Afrikaan. De beheerders van de auberge zijn Moren van Arabisch-Berber afkomst, en een heel stuk lichter van huidskleur. Als deze hiërarchie in deze auberge heerst gaan ze broederlijk met elkaar om en hoor ik niet die minachtende toon zoals zo vaak in India voorkomt.

Het is voor het eerst dat de man een kledingstuk draagt dat meer verhullend is dan het kledingstuk van de vrouw. Ik vind de set van de man erg mooi, hun salwars, aanrijgbroeken, zijn ¾ van lengte en zit strak om de kuit, bewerkt met goudkleurig draad. De broek heeft een laag kruis en veel, heel veel ruimte door de honderden plooitjes. Die plooien worden vastgehouden door een lederen riem die bijna tot op de grond bungelt in twee striemen, opgesierd met koperen knopjes. Hun tuniek, de bou bou, is een grote lap stof dat alleen een naad op de schouder en een stukje onder aan de zijnaad heeft. Vele meters stof zijn verwerkt, zeer ruime armopeningen en als de wind erin blaast zie je alles daar onder. Dit is vooral leuk wanneer de man slank is en er niets onder draagt. Maar minder makkelijk om aan te zien, in dit islamitische land, wanneer het een jonge knul betreft die er alleen een strakke boxershort onder draagt! Iets dat zeker niet zo hoort.

A spring out of nowhere

In de hele vroege ochtend kom ik aan in Atâr en al fietsende vraag ik aan een man waar de auberge van mijn keus is, maar de man lijkt zo geschrokken van me dat hij me gauw door verwijst naar een ander. Jammer dat er geen ander op de straat te zien is. Ik vind een auberge en wanneer ik de volgende dag een briefje af ga leveren in de auberge waar Steve en ik afgesproken hebben elkaar een briefje te bezorgen, fiets ik hem tegemoet. Hij heeft in één dag de 100 kilometer door het zand gefietst, en is compleet afgemat!

In Atâr bewonen we een huisje met modderige klei aan de buitenkant en een gedessineerd katoenen doek tegen het dak aan de binnenkant heeft, met kippengaas afgezet. We hebben een eigen doucheruimte en een doorgang waar we de fietsen hebben staan zodat ik onbedekt heen en weer kan lopen. Het waait hier aldoor en het zand vult niet alleen de kamer, de computer (die de hitte niet aankan), het eten, de fietsketting die ik minutieus schoon heb gemaakt, maar ook de met Purol zalf opgeboende buizen van mijn fiets. Niettemin is het nog altijd beter uit te houden dan het kamertje dat ik één nacht alleen bewoonde. Daar bleef het binnen meer dan 40 graden.

Eten is niet van hoogstaande kwaliteit in Atâr waar friet en mayonaise als een delicatesse worden gezien. Overal wordt friet in verwerkt dus eet ik omelet met friet en broodje friet. Tot ik zelf wat groente heb gevonden, van koopvrouwen met op één hand te tellen selectie aan gekrompen paprika, bruine wortels en geschrompelde aubergine. Alleen de uien en aardappelen zien er stevig en veelbelovend uit. Zo eten we in de hitte van veertig graden een winters stoofpotje van wortel, aardappel en ui. Er zijn ook voordelen in Atâr, de kraan behoeft maar één knop want er komt altijd warm water uit. Als er tenminste druk op de leiding staat.

DSC_0146 (640x425)

Eén liter kamelenmelk, zrig kost één euro. En ik ontdek de melk bij toeval wanneer twee mannen langs de kant van de zanderige weg zitten met een emmer waar voorheen behangerslijm of muurverf in zat. Om te ontdekken wat zij verkopen teken ik een kameel in het zand. Iedereen gebruikt het zand om iets te verduidelijken, maar mijn kameel komt niet over. Zelfs Steve zegt: ‘Ik zou ook niet weten wat dat is hoor,’ en hij tekent zelf een kameel die ook niet op een kameel lijkt. Maar het blijkt kamelenmelk te zijn, iets zoeter dan koeienmelk en beide verrassend vol van smaak in dit land.

Vanuit Atâr fietsen we naar Terjît, een oasis 50 kilometer verderop, verscholen tussen oranjerode kliffen. De rit erheen is, het gaat je als lezer misschien vervelen, prachtig! Ik word opgewacht door diepe rotswanden bevrucht met palmen en water. Onderweg dompel ik mijn voeten in een natuurlijke kom vol water terwijl Steve een duik neemt. Hij snapt niet dat ik niet het water in ga, ook al wil ik dat graag, we zijn in een islamitisch land en iedereen die langs komt, stopt hier ook.

The promise of Terjit...

De laatste 10 kilometer naar Terjît is over onverharde weg, een nieuwe weg van teer is in de maak. De hitte zwelt hier aan tot 47 graden terwijl ik steeds verder naar de oase gedreven wordt. Onder het toeziend oog van wegwerkers baan ik me weg over de losse keien, ribbels in het wegdek en vliegen die tegen me aan komen plakken. Ik steeds iets meer benieuwd ben naar de bron van Terjît.

Van 2 oktober tot en met 19 oktober 2012 in Mauritanië

By Cindy

Years of traveling brought me many different insights, philosophies and countries I needed to be (over 90 in total). I lived in Pakistan, went over 15 times to India and when I stopped cycling the world, that was after 50.000 kilometer through 45 countries, I met Geo. Together we now try to be more self-sustainable, grow our own food and live off-grid. I now juggle with the logistics of being an old-fashioned housewife, cook and creative artist loving the outdoors. The pouches I create are for sale on www.cindyneedleart.com

4 replies on “Mauritania I”

Don't just stop here, I appreciate your thoughts too : )

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.