‘Waarom wil je dat? Op de fiets?’
Een heel simpele en een heel voorstelbare vraag en iedereen die op deze manier reist zal ongeveer hetzelfde antwoord hierop hebben. Iedereen die intensief en langdurig over de wereld reist, zal zich er ook nog wel iets bij voor kunnen stellen. Behalve ik zelf.
Eerder in Pakistan…
Mijn ogen dwaalden altijd af naar de motoren die de binnenplaats van ‘Madina Hotel’ sierden. Stickers vol modderspatten, onherkenbaar, ontraceerbaar waar vandaan. Banden met diep reliëf, aarde erin klevend. Gebutste bagagekoffers van aluminium met alleen het noodzakelijke. Anders dan mijn, weliswaar doorleefde rugzak, maar ook vol met borduurgaren en naalden. Stoere motoren met stoere berijders. Ik keek tegen ze op. Zulke mannen.
De échte mannen, die geheel -of toch grotendeels- op eigen kracht naar dit guest house kwamen, vond ik vooral te betreuren. Helemaal alleen die enorme afstanden afleggen die ik met de bus deed, ook niet te onderschatten trouwens. Hun magere lijven op die slanke fietsen. Fietsen vol stickers die ontraceerbaar geworden zijn door modderspatten. Banden met een diep reliëf waarin stukjes aarde kleven. Gebleekte fietstassen met alleen het noodzakelijk erin. Ik had geen benul wat deze mannen zo echt maakte.
Later in India…
‘I refuse to sell you one,’ zegt meneer Lalli Singh van Enfield shop te Delhi. Als een Indiër je iets niet wilt verkopen, dan kun je maar één conclusie trekken. En zelfs al zou je een meerkeuze vraag krijgen met opties als ‘Deze man is al rijk’, ‘Hij kijkt op me neer’, ‘Hij is arrogant’, ‘Hij heeft helemaal geen Enfield’ of ‘Hij is gewoon grappig’, dan nog voel je intuïtief aan dat hij ergens gelijk heeft. En dat is omdat het gevaarlijk is, want ik heb geen rijbewijs, geen ervaring, geen mechanische kennis en geen bijrijder. En dus ook geen motor. Maar toch, één wens komt uit!
Nadat ik een soort van visioen krijg om naar Sai Baba’s ashram af te reizen, me ondergedompeld te hebben in een wondere wereld waar Russische sterallures heel goed samen gaan met mijn hoog gehalte aan nomadisch prinsessengevoel, keer ik wederom terug naar een vrijwillig werkbezoek in Zuid India. Daar dompel ik me tussen 50 liefhebbende weeskinderen, eet met hen idli’s onder de maan. Interview vele hulpeloze ‘bejaarde’ vrouwen, ben even onderdeel van hun clubje. Ik bezoek gehandicapte kinderen en verwonder me met hoe weinig hulp ze verder kunnen. Daarna ga ik naar een tempel, doe een wens aan Venkateshwara en binnen no-time wordt deze verhoord. Zo ga ik van dankbare, kleurvolle oude Hindoe-dames naar een zure, klagende, ongelukkige Kashmiri schoonmoeder. Van dosa’s onder de volle maan naar haak (soort spinazie) onder een toeziend oog. Van kwakende kikkers en ruisende palmbomen naar stenen gooiende jeugd en huizenhoge muren. Van vrijheid letterlijk naar gevangenschap.
In Srinagar worden op dat moment de verkiezingen gehouden. In het huis waar ik nu tijdelijk woon is de straat afgelijnd met militairen en tanks. Om de tien meter een volledig uitgeruste soldaat met groot geschut en schild, en om de paar dagen een opgelegd huisarrest. Ik blijf hier in totaal 4 maanden waarvan we weken het huis niet uit mogen. Stenen vliegen over en langs ons huisje. Niet ver van ons vandaan klinken schoten. Doden vallen er dagelijks. Mijn enige twee lichtpuntjes zijn de dierenkliniek tegen over het huis, waar ik nooit een dier zie, en de kalender voor me.
Deze kalender flitst grote, glanzende foto’s van de beste staat waarin ik me nu bevindt, volgens de tekst eronder; Jammu & Kashmir. Omdat ik niet vaak veel te doen heb, kijk ik dus vaak naar deze prachtige foto’s. Omdat ik van een actief leven over ben gegaan naar een typisch islamitisch zittend vrouwenbestaan en hier letterlijk ziek van wordt. Omdat ik me bewust niet nuttig wil maken in het huishouden waar ik niet wil zijn, beginnen de foto’s van Jammu & Kashmir te dansen, te lonken, te flirten. Vier foto’s zie ik elk één maand lang elke dag. En hoewel ik de Leh-Ladakh route al eens bereisd heb, blijft zij geheimzinnig schitteren. De foto waar de teerweg als een dronken elfje naar beneden tolt, trekt me met haar mee. De diepte in. Deze situatie niet willen aanvaarden. Doch, de sjamaan zegent me, beschermt mijn partner en mij, jaagt boze geesten weg, drijft uit. Diep onder de indruk geloof ik het werk van de verschillende natuurdokters.
Maar niet mijn partner!
Zodra ik kans zie, laat ik me aan de hand nemen van het bedwelmende elfje, ze laat me tollen over haar wegdek. Haar hand leidt me en zo hobbel ik over een zeer slecht wegdek -waarschijnlijk te slecht om in aanmerking te komen voor een foto van ‘de beste staat van heel India’- langs zonnebadende marmotten en schrikachtige yaks. Ik ga naar Padum. De ‘hoofdstad’ van Zanskar. Met enige moeite heb ik de dag ervoor een jeep weten te vinden, naast me zit nu een Zwitser, hij heeft twee keer zoveel betaald dan ik. Achter ons zitten drie Bihari’s, zij zijn op weg naar een nieuwe werkgever en hebben twee keer minder betaald dan de Zwitser. Een cassettebandje met kitchy ‘om mani padme hum’ en in het Chinees vervormd ‘Hotel California’ weerklinkt. De natuur is indrukwekkend, gletsjers lijken op vermoeide hondentongen, hijgend tegen het wegdek aan. Gompa’s tegen piramide-achtige bergen gezet, de zon in fusie met zanderige atmosfeer. In de verte schitteren twee figuurtjes die uit de toon vallen in dit landschap. Het zijn twee fietsers! Wanneer we ze inhalen zegt de Zwitser ‘I would never want to travel like thát!’
Zij betalen niets om zo één te zijn met de natuur.
Mijn besluit is hier genomen.
‘Waarom fiets je?’ wordt me gevraagd in Afrika. Een vervolg op waarom:
‘Het is een sport’ en ‘het is een avontuur’ zijn de verkorte antwoorden als ik het met de Franse taal moet doen. ‘Ik ontvlucht de snelle Westerse samenleving’ is een kort antwoord in het Engels, maar omdat geen één Afrikaan dat snapt, stop ik met dat antwoord.
Wat ik het mooie aan reizen per fiets vind, is de verrassing die je te wachten staat, na elke bocht, na elke blik over je schouder, mogelijk iedereen die je ontmoet, al dat je gepresenteerd wordt, en dat elke dag opnieuw. Op de fiets is je blikveld zo groot als je je hoofd optilt en te weten dat niemand je ervan weerhoudt te bekijken wat je wilt. De vrijheid om te stoppen en in te nemen wat zich voor je blikveld afspeelt. Elke dag opnieuw is een avontuur, een spoorzoeker spel, de wereld een speelplaats voor het kind in mij. Het is natuurlijk niet constant een hoogtepunt aan zachtheid, heerlijkheid, en meelevendheid maar de dag te beginnen in een omhelzing van de nietszeggende nieuwheid die zich dan transformeert naar een niet te bedenken schouwspel aan de wonderen van de natuur, is een gift. Een gift die echt voor het oprapen ligt. Je moet je er alleen wel voor open stellen. En bukken om die op te rapen. Eigenschappen zoals stugheid wordt hier uitgerekt tot een zijdezacht flanellen laken en niet flexibel genoeg zijn laat je al gauw tot een spagaat komen. Het is een wondermooi geheel.
Zoals je zo vaak hoort, de mens is van nature niet slecht en alleen reizen, je zelf helemaal overgeven en erin storten laat dat gauw een feit zijn. De mens is behept met een eigenschap die hem een wantrouwend wezen laat zijn, een natuurlijke eigenschap die ons wellicht laat overleven in de ruigheid van het bestaan, maar dit is alleen een laagje dat snel afgeboend wordt. Het is mij altijd weer een twinkelende gebeurtenis als ik aan het eind van de dag tevreden en voldaan slapen ga, al leek alles erop dat het nooit meer goed zou komen. Mensen zijn om elkaar te helpen, niet vanzelfsprekend, wel een waarheid.
De landkaart een gezicht gevende
Fietsen op stukken zoals de Sahara zijn van een wonderlijke, niet voor te stellen, bron van schoonheid, diepte en reflectie. Zijn in oerwouden is jezelf ineengesloten voelen met de oorsprong. Te weten dat wat jij doet idioot is, is weten dat je niet ver af staat van de herders, de nomaden, de bevolking die misschien niet bewust koos voor wat hij deed, maar wel diezelfde diepgang gevoeld heeft. Wat ik mooi vind aan fietsen is dat je op eigen kracht vooruit komt, over wegen die je nooit voor had kunnen stellen. Veel mensen zijn verbaasd als ik zeg dat er één weg is, die van het noordelijke puntje in Marokko helemaal naar beneden leidt. En dat is ook verwonderlijk, een weg door de Sahara! Ik vind het bijzonder om te ontdekken op welke stukken op deze aarde wegen aangelegd zijn en hoe. Ik vind het heel erg verwonderlijk om een landkaart voor me te hebben en mijzelf daarop te zien voortbewegen. Het is verbazend hoe snel ik telkens de kaart om kan vouwen (en ik heb het dan over een kaart met een schaal van 1:4.000.000) en terug te gaan langs de lijnen op de kaart vertellen onnoemelijk veel momenten. Moeilijke, taaie en onplezierige momenten die ik geen tweede keer ga proberen, maar meer nog niet te verwoorden mooie momenten…
‘Whooooomhan, small small’
Ik heb altijd van reizen gehouden. Vroeger in de auto, op weg van Nederland naar Italië, met een kofferbak vol aardappelen, vond ik files de meest interessante stukken van de route. Later, in bussen en treinen, liet ik geen moment voorbij gaan om niet uit het raam te kijken. Check-posts, lekke banden en bidpauzes waren aan mij besteed. Soms veinsde ik plasjes…. enkel om te kunnen stoppen en uit te stappen. Te bewonderen waar je bent. Een ander aspect wat soms door de zintuigen op de achtergrond wordt gedrukt door de negatieve uitingen langs de weg -schooien, bedelen en opeisen- negativiteit overschaduwd positiviteit soms zo makkelijk, is het de energie die ik ontvang langs de route. Die vaak duidelijk geuit wordt, hoewel het natuurlijk een beetje raar is om te gaan fietsen in een land waar niemand fietst, toch zeker een rijke blanke niet, maar vele respecteren het zo enorm dat hun positieve energie een boost is voor mijn gekke bezigheid.
Reizen op deze manier, met de fiets, is verslavend verhelderend voor mij. De openheid van de wereld, de connectie met mensen waarvan je afhankelijk bent, mensen die je niet kent en nooit meer zult zien. Jezelf onderdompelen in Aarde, de grandioze diversiteit en grootsheid en complexiteit en tegelijkertijd simpelheid, hebben mij in haar greep. Fietsen op urenlange stukken zonder zichtbaar teken van leven mag geen spiegel meer genoemd worden. Het zet de ramen van je geest open.