Op een maandag komt een kennis van Marijke en Jacques naar de luchthaven in Banjul. Dit hoor ik donderdag per mobiele telefoon van Marloes en dus neem ik vrijdag een vrije dag van school. Ik spurt naar de stad om een mail naar mijn moeder te schrijven met een lijst van spullen die ze mee moet geven aan die kennis. Helaas, er is geen elektriciteit in de stad.
Die kennis komt dan langs Marijke en Jacques om alles op te halen -wat een luxe- en zo ben ik opnieuw bevoorraad met spullen die ik nodig heb. Op mijn lijstje staan dingen zoals een buitenband, een kompas, een nieuwe (vervangende) pan en een nieuwe (vervangende) luchtmatras.
Hoe die kennis van Marijke en Jacques heet, of hoe ze eruit zien weet ik niet. En waarom ik zelf naar de luchthaven moet om het pakketje in ontvangst te nemen, vind ik te begrijpen, hoewel ik het wel vreemd vind dat Banjul een stop-over is voor verdere bestemmingen.
Wat fijn -en hoe toevallig- dat Marloes me vergezelt naar de luchthaven! Zij moet er ook zijn, zij ontvangt ook een pakketje uit Nederland en dus gaan we samen. Ik blijf bij Marloes eten en ‘s avonds laat gaan we naar de luchthaven. Ik blijf het vreemd vinden dat die kennissen van Marijke en Jacques meteen door reizen vanuit de luchthaven, maar Marloes zegt dat ze meteen door gaan naar de bush. Lijkt me wat vreemd midden in de nacht, maar het zal wel.
Dus als een echte wereldreiziger betreed ik de luchthaven van Banjul en kijk ik mijn ogen uit in deze grote hal. Ik ben al sinds ik op de fiets ben niet meer in zo’n zaal geweest! Ik kijk vooral omhoog en zie niet die meneer aan komen die hevig aan mijn arm gaat staan sjorren. Dus wanneer die meneer dit doet denk ik in eerste instantie niets. Ik ben deze middag namelijk naar de markt geweest en daar trekken ze ook zo aan je arm, ze proberen je iets te verkopen en houden er een vreemde techniek op na. Dus ik kijk die blanke meneer eens goed aan, en bedenk waarom hij zo dwingend aan me trekt. De man lijkt op mijn vader. Ik kijk volgens mij récht in het gezicht van mijn vader! Dat kan dus niet. Maar ik blijf kijken en het is toch echt ons pa! Ik sta perplex en vraag: ‘Wat doe jij hier?’ Ik bedenk dat ik Marloes uit het oog ben verloren. Zij is gehaast, deelneemster van dit complot, meteen naar de deuren van de binnenkomsthal gelopen en ik moet haar nu wel even laten weten dat mijn vader er is?! Nou ja zeg, hoe is het mogelijk? En ik moet die kennissen van Marijke en Jacques ook niet aan me voorbij laten lopen, daar kom ik tenslotte voor. En daar komt mijn moeder aan, lopende en lachende achter een kar vol bagage, genoeg voor twee weken zonder ooit te hoeven wassen.
En dat is precies wat de bedoeling is.
Marijke en Jacques hebben helemaal geen kennis die mijn spullen bij hen op zou komen halen om aan mij te geven. Marloes heeft ook helemaal geen kennis die haar spullen komt brengen. Marloes, Marijke en mama hebben me in de maling genomen, en goed ook.
Behalve al de reserve onderdelen en nieuwe handigheden zoals een chalkbag voor aan mijn stuur waarin ik noten en gedroogd fruit handig kan eten en opbergen terwijl ik fiets, is er ook een lading pepernoten en taai taai. Maar het meest handige is wel dat ik niet heb hoeven haasten, plannen en door fietsen om hier op tijd mijn ouders te ontmoeten. Zij zijn gekomen op een moment dat ik rust neem. Niet dat ik rust nodig heb want ik zit nog altijd vol energie en lust om te fietsen. Maar, zo bedenk ik, beter nu dan wanneer het echt nodig is. Niet dat ik rust héb want ik heb me nog nooit eerder zo bezig gehouden dan hier in Gambia. Ik probeer natuurlijk bij te schrijven, de weblog bij te werken en les te geven, maar alles komt nu te vervallen. Stiekem ben ik blij want het lesgeven valt me zwaar en de energie die sommige leraren uitstralen valt me nog veel zwaarder.
In eerste instantie ben ik hier voor Suleyman en de lijst met vragen die van Marijke en Jacques af komt wordt gaande weg vanzelf beantwoord, zonder dat ik Suleyman spreek. Papa en mama worden onder gebracht, zoals ze dat in India ‘paying guests’ zouden noemen, bij een vriendin van Marloes die ‘Care for Natural’ runt. Claudette, die steevast door mama Babette wordt genoemd, heeft een aloë vera tuin en groeit bomen waarvan poeders gemalen kunnen worden, ze maakt zeep, honing en thee. Verder verkoopt ze de lekkerste jams, yoghurt en gedroogd fruit. Het is een mooie vrouw en ze heeft een knappe man en woont weelderig in het groen. Achter haar fabriekje ontdekt papa een evenzo weelderige varkensstal en samen met een paar indrukwekkende baobab bomen rondom is het een heerlijke woonst.
Ik fiets zo vaak ik wil heen en weer, telkens 50 kilometer, of ik neem de gelli gelli maar al gauw staat me dat tegen omdat het niet sneller is, wel veel lawaaierig. De fiets is gewoon een heerlijk vervoersmiddel, en ik vind dat papa en mama dat ook moeten ervaren nu ze in Gambia zijn. Net zoals toen wanneer ik een dagje met papa ging fietsen op Aruba, horen we nu ook weer hoe ontzettend gevaarlijk dat is. Uiteraard weerhoudt dit mijn ouders niet, ik heb het tenslotte niet van een vreemde. En zo peddelen we in een heel rustig tempo naar Banjul. Ik zou niet weten waar ik ze anders mee naar toe kan nemen, en omdat ze zo onverwachts gekomen zijn, moet ik zien te improviseren. Ons rustige tempo wordt vooral veroorzaakt door papa die lekker sloom erachteraan tuft want mama weet mij bij te houden met een enorme vaart van 15 kilometer per uur. Ik moet natuurlijk aan Steve denken. Ik zou zelf minstens 5 kilometer sneller fietsen. ‘Oh, wat is hij toch langzaam, zie hoe ver hij achter ons is?!’ zegt mama, hoor ik Steve. Ik kijk achterom en zie mijn vader, of zie ik mijzelf, heerlijk door het landschap glijden, om zich heen kijkend, zijn zakdoek als petje verliezend aan een prikkelige tak, afstappend om de mangrove te bekijken. Heerlijk herkenbaar. Maar ook inzichtelijk want ik begrijp nu pas echt hoe Steve zich gevoeld heeft…
We gaan een aantal keer naar het strand waar ik me niet thuis voel, vooral omdat de weinige badgasten die er zijn, allemaal sekstoeristen zijn. Ik word daar allerminst blij van; verveelde vrouwen met verlekkerde oudere mannen en trieste, soms wat onsmakelijke vrouwen met jonge hapjes Gamb(i)a aan hun haak. Wanneer papa en ik over het strand lopen zien we de grappigste stelletjes en vragen we ons af of dat écht een koppel kán zijn? De omvangrijke vrouwen splashen in het zoute zeewater alsof ze zich weer een jonge hinde voelen, en hun droomnimf bekijkt ze vanaf een veilige afstand, jong, krachtig en in de bloei van zijn hopelijk toekomstige Europese leven. Ik moet moeite doen om de bumsters van me af te houden, zelfs wanneer ik met papa zwem of loop, maar het lukt me met volledig negeren. Zelfs wanneer de bumster in kwestie blijft roepen ‘I go, see you later,‘ omdat hij al die tijd in zee contact probeerde te leggen. ‘Tegen wie praat hij toch,’ denk ik?
Toch, gaande weg krijg ik meer plezier in dit land. Samen met papa en mama treden we de lokale bevolking, die ons naar Europese maatstaven wat irriteert, anders tegemoet. We maken een grapje hier en daar en net zoals zij met ons kunnen lachen, lachen wij nu ook met hen. Ik ontdek dat de Gambiaan een groot gevoel voor humor heeft en niet zoals de meeste Europeanen gepikeerd of beledigd raakt. Net zoals de Gambiaan, of eigenlijk iedereen behalve de Westerling, heel direct is. Ik vind het een prettige eigenschap, maar niet iedereen vindt dat. Wanneer wij een toubab gezin tegen komen in Tujering stop ik wanneer we elkaar bijna passeren, en vraag ik waar ze vandaan komen. Ik merk dat ze wat moeite hebben met deze directe toenadering. Net zoals ze moeite hebben met de jongens die hen op het strand achterna lopen, terwijl papa en ik heerlijk alleen zijn. Want iedereen die te lang blijft plakken vraag ik vriendelijk of hij ons alleen kan laten ‘my husband and me’, want ‘we would like some time together.’ Terwijl wij samen lopen ligt mama op een strandbedje (voor een kwartje per dag!) en komen behoorlijk wat mannen en jongens naar haar toe. Ze vragen mijn moeder haar e-mail adres of proberen wat te verkopen, zonnebrillen of soms zichzelf.
Mijn vader mag zich met zijn 69 jaar ook nog steeds gelukkig prijzen in de Gambiaanse seksindustrie. Wanneer hij alleen over straat loopt stromen de uitnodigingen hem tegemoet, en zo is het gezin Servranckx in staat wedstrijdjes te houden wie de meeste aanbiedingen binnen krijgt op een dag.
Op een dag nemen we een gelli gelli naar het dorp Banjaka waar Suleyman vlakbij woont. We nemen een Mercedes taxi, die per bepaalde afstand 17 cent per persoon kost, naar Tippa garage waar we voor 50 cent de minibus pakken. Met de fiets zou ik sneller zijn, we doen er uren over en het is vooral wachten en stoppen, in een minibus in vergaande verrotte staat. We komen op het heetst van de dag aan in Banjaka. Papa wikkelt een plastic zak in zijn nek en drapeerd een zakdoek over zijn hoofd tegen verbranding. Komende vanuit een winters Nederland zijn we nu beland in een heerlijk aangenaam klimaat van 32 graden -veel te heet vinden papa en mama- en ook dit mag Nederland genoemd worden. Banjaka is opgetrokken door Nederlandse euro’s. Alle scholen zijn Nederlands, alle waterputten ook en het ziekenhuis dat gebouwd wordt is ook van Nederlandse sponsors afkomstig. Het is een heerlijk aanzicht om alle mannen van dit dorp samen te zien werken aan het maken van de stenen waarmee het ziekenhuis opgetrokken gaat worden. Deze samenwerking maakt me optimistisch omdat je dit niet ziet in het toeristische gebied, want toeristen volgen noem ik geen werk, ook al doen ze dit in groepsverband. De opzichter is een alleraardigste man die ons trots verteld over de mannen van zijn dorp en de verhouding waarmee zij cement mengen met zand en water. Daarna overhandigd hij ons enthousiast een noteblock blaadje van een bedrijf uit Zevenbergsche Hoek met zijn adres en e-mail gegevens en vraagt om financiële steun. Hij is plotseling niets anders dan de hongerloze bedelaars met hun handen en mond vol eten. Kinderen hangen aan onze armen en willen mijn bidon ‘give me your bidon’, niet omdat ze onschuldig zijn maar omdat ze brutaal en hebberig zijn gemaakt. Ik word er kregelig van.
Ook bezoeken wij de familie Liquee, zij verzorgen de aloe vera tuin. Ik heb de opdracht van Marloes, ik ben dól op opdrachten, om een bed en een kippenhok te fotograferen. En ik heb een klein memoblaadje met hoe ik er moet komen, en ik ben ook dol op spoorzoeken dus het beloofd een prachtige dag te gaan worden. We hebben ook een tas vol rompertjes en mini kleding en handige babydingen. Ik neem papa en mama mee en zo belanden wij in een klein paradijsje. Iets dat vast anders bezien wordt door de familie zelf. Vader Liquee loopt over van enthousiasme over zijn tuinierswerkzaamheden, zeg maar gerust het kappen van een stuk bush, om de voorheen verwaarloosde en overwoekerde planten weer adem te kunnen geven. Moeder Liquee is zwanger van haar tweede tweeling en heeft binnen een maand geen drie kinderen maar vijf. Zij is een tengere vrouw en ik vind haar adembenemend mooi. Ze wijst naar boven als ik haar man laat vertalen dat ze zo sterk is. Ik zie aan haar dat ze het moeilijk heeft en zo probeert ze ook weer op haar benen terecht te komen vanaf het met natuurvezel gevulde matras dat onder een schaduwrijke boom staat. Moeizaam haar grote buik mee torsend. Vader Liquee verdiend €25 per maand en hiermee blijkt hij niet in staat zijn vrouw de medicijnen te geven die zij nodig heeft. Te bedenken dat het gezin van Suleyman drie weken kan eten van een 25 kilo zak rijst, die bijna €25 kost.
Vader Liquee neemt ons mee op mini-safari door het stuk bush, naar het verlaten strand waar een grote groep gieren ons opwachten en caramelkleurige kalfjes grazen en de oceaan rustig in en uit rolt. Waar vlinders en gekke gevleugelde insecten ons voorbij spurten. Waar alles in evenwicht lijkt te zijn. Terwijl mama niet mee gaat wacht zij aan het einde van de tuin op ons, misschien wel bijna plassend van angst om de apen die er misschien aanwezig kunnen zijn, of ongerust over ons omdat wanneer papa en ik samen op pad gaan, we altijd te lang wegblijven.
Een aantal dingen die ik met papa en mama wil doen blijken niet allemaal even enthousiast ontvangen te worden, een kort trippeltje naar een boekenwinkel om postkaarten te kopen wordt abrupt gestaakt omdat het te heet is. Een strandwandeling van 3 uur gaat in vredige harmonie, hoewel de temperatuur onveranderd is. We lopen van het dorp waar ik nu woon naar het strand waarbij we gevolgd worden door de nooit opgevende Lamin. Deze jonge knul met rotte tand stond eerder al in enkel zijn short voor mijn huisje, en hoewel hij me dit dorp door geduwd heeft omdat ik de fiets er niet door heen kreeg, heeft hij niet meteen recht op een visa of seks. Nu volgt hij ons weer en om hem te ontlopen gaan we een onduidelijk zijpaadje in en zeggen dat we een ‘missie’ hebben. Papa heeft hier eerder een ei gevonden en nu zijn we dus op zoek naar nog een ei. Het lukt, we ontlopen op onze zoektocht naar eieren Lamin boy. Maar niet voor lang, omdat hij zogenaamd naar het strand ging, komt hij nu natuurlijk gauw weer terug. Ik vraag hem waar hij heen gaat, zodat hij niet kan antwoorden ‘me too’. En opnieuw zijn we hem kwijt want hij gaat terug naar het dorp.
Het strand is puur, alleen de lokale bevolking maakt er gebruik van en dan vooral om te vissen. Met enorme netten slepen en trekken ze urenlang vis uit de zee, als ze tenminste geluk hebben. Jongens die aan het strand wonen nodigen ons uit om een kijkje te nemen en terwijl papa en ik gaan kijken blijft mama samen met de drie hondjes die we ondertussen verzameld hebben. Eén jongen vraagt hoe oud ik ben en wanneer dat niet ver van zijn eigen leeftijd af ligt, vraagt hij of ik getrouwd ben. Als hij ‘nee’ hoort en ik van hem weg loop om verder over het strand naar vissersdorp Tanjeh te lopen, neemt hij me vlug in een omhelzing en zegt: ‘Please, come back, I will cook for you.’
Papa en mama zijn al gauw in staat zelf de gelli gelli te nemen en zelf te onderhandelen voor taxi ritten, want hier heeft alles een vaste prijs. Niet dat dat ervoor zorgt dat mama soms weigert de juiste prijs te betalen, evenmin dat ze soms veel te veel betaald. Het is altijd even wennen in een nieuw land met nieuw geld. Zo komen ze naar mij wanneer Marloes ook naar de school komt. Een groep Nederlandse studentenjongens die de Banjul-race hebben gereden wil ik graag ontmoeten, want zij hebben ongeveer dezelfde route bereden zoals ik. Zij verkopen hun auto’s hier in Gambia en geven de opbrengst aan een goed doel, Marloes is dit jaar weer een van de gelukkigen. Staande op het zanderige speelpleintje, omringt door een klas waar ik voor heb gestaan, geschreeuw en gelach, geroep en spelende kinderen, probeer ik papa warm probeer te krijgen voor een rit door de Sahara.
Dat lukt, wanneer we van plan zijn een tochtje te gaan maken op een motorbike, belt papa me in de avond op en vraagt of we naar de Sahara kunnen brommen? Ik neem de vraag serieus in behandeling, omdat de Sahara zoveel indruk op me heeft gemaakt dat ik papa dat ook wil laten beleven. Maar het zijn toch echt teveel kilometers, en we zien van het hele brommer rijden af. Anders zou mama wéér een dag alleen zijn, of iets meer als we echt naar de Sahara hadden gereden…
We beleven gewoon toch wel een hele speciale vakantie met ons drieën. Het leuke is dat we juist niets plannen en altijd komt er dan wat interessants op ons pad. Immers, zo belandde papa en mama hier ook!
Tot slot:
Gambia vanaf 19 november 2012
2 replies on “The Gambia III”
Mooi verhaal!
Met liefs, Judith en op de achtergrond Sidya
LikeLike
Geef je Sidya mijn lieve groeten!
En jezelf een dikke zoen. Geniet van de voorstelling!
x Cin
LikeLike