Dag 8: tankstation naar tankstation
203.5 kilometer in 9 uur en 20 minuten
Gemiddelde snelheid 21.7 km per uur
Maximale snelheid 47.5 km per uur
Totale klim 164 meter
Na een dag rust is de ontsteking aan beide zijden van mijn binnenste dijen iets tot rust gekomen maar de wondjes zijn open dus ik tape ze af met verband. We staan om 7 uur op en Steve is klaar na 10 minuten. Ik neem iets langer de tijd en was mijn gezicht, poets mijn tanden en eet wat. Een oud stuk stokbrood met pindakaas. Het is niet in ons opgekomen om zelf ontbijt te maken, hoewel we een complete keuken bij hebben én ontbijtvoorraden. Ik zie aan het gezicht van Steve dat zijn humeur al gauw weer daalt, en wel met een enorme snelheid. Daarom, om mijn langzaamheid wat vaart te geven, eet ik al fietsende de rest op. Ik heb geen thee op, geen warmte in mijn maag behalve heel eventjes de warmte van het babypoesje dat ik onder mijn T-shirt tegen me aan druk.
Mijn verkoudheid blijft en het snot waait uit mijn neus. De techniek om het eruit te blazen werkt maar soms, vaak zit heel mijn gezicht onder het snot. Wanneer ik weer trek krijg ben ik genoodzaakt het oude brood te eten en ik moet er bijna van kokhalzen. Het is ondoordacht geweest om te vertrekken zonder fatsoenlijk eten bij me te hebben. Ik fiets langzaam en heb weinig energie. Steve laat weer weten dat ik langzaam ben en ik word zijn humeur zo langzamerhand meer dan beu, ‘Why is it that you are moody again?’ vraag ik hem. De route is alles behalve om humeurig van te worden, het moét aan mij liggen. En ergens snap ik dat wel, hij is vele malen sterker dan ik ben, maar is dat zo vreemd? Hij is een man, ik een kleine vrouw waarvan haar lichaamsgewicht minder is dan de fiets en bagage. Daarbij, vraag ik hem, heeft hij ooit een vriendin gehad die hem mee uit vroeg de Sahara te doorkruisen? ‘Nee,’ concludeert hij.
Hier op de route zijn opeens vele fossielen te ontdekken en ook al fiets ik een vlot tempo, toch zie ik de mooiste schelpen in steen. Ook is door de regen alles in bloei komen te staan en minieme bloemetjes steken hun topjes uit de bladeren waardoor ze omarmt worden. De hele Sahara staat in bloei! De oceaan heeft een heldere tint waar de strak blauwe lucht op ligt te rusten. Het is puur rustgevend. Steve en ik worden naar binnen geroepen bij een man die woont in een nieuw dorp, drie woningen, een bordje met de naam van het dorp en verder niets. Geen winkeltje, geen licht in de nieuwe straatlantaarns. Hij laat ons een flink stuk steen met een schelpfossiel zien waar hij de kust van Marokko blauw heeft geverfd. Een sticker van Shell op de schelp en zijn brillenglazen vol stof en spetters nodigt hij ons uit voor thee. Hij woont hier alleen, omringt door grote potten melkpoeder en een witte hond die uitzinnig blij is en met ons mee holt.
Ik passeer een erg groot visserskamp en kijk reikhalzend uit naar iemand die toevallig vis aan het barbecueën is, maar dit is niet de plek ernaar. Dit is puur een visvangst- en distributieplaats. Mannen die hier leven, leven voor de vangst en niets anders. Ik heb mijn maag een beetje tevreden kunnen stellen met de abrikozen en abrikoospitten, maar heb eigenlijk honger. Dan zie ik twee vissersmannen lopen met een plastic tasje met brood erin, een goed teken. En ik kan mijn geluk dan ook niet op wanneer ik eindelijk, na 62 kilometer, een tankstation zie met een tagine op zijn muur balancerend. Ik cross in een directe lijn naar de deur, zet mijn fiets weg en bestel een poisson frittee. Gered!
Eén van de redenen dat ik vis niet heb geschrapt uit mijn vegetarische dieet is precies hierom. De vis is groot met gemeen scherpe tandjes en een berg aan uien, paprika en tomaten verbergen zijn vleesrijke buikje. Wanneer ik mijn handen ga wassen loopt de uitbater van dit tankstation met me mee en schenkt water over mijn handen. Buiten ligt een enorme zak waar 400 liter water in bewaard wordt, ‘no water here, this is Sahara madam.’ En wat ons nu zeker is geworden, is de man waarvan we vermoedde dat hij ons volgde, onze security voor vandaag is. Ik onthoud en noteer zijn kenteken en probeer contact te maken, hij negeert ons maar blijft altijd zachtjes achter ons rijden. Soms haalt hij ons in en wacht verderop op ons, of hij keert om en rijdt weer achter ons.
Na de heerlijke lunch heb ik energie en fiets ik een stuk sneller, gemiddeld glijdt ik met 27 kilometer per uur op de wind, langs de kust waar kliffen afbrokkelen in de zee. De kliffen zijn delicaat dramatisch en ze zo dicht bij de weg te zien dwingt me af te stappen en dichter erheen te gaan. Op een dag zal de oceaan de teerweg tot haar nemen, grote stukken land zijn al naar beneden getrokken, andere hangen besluiteloos te rusten, een tent van een visser eronder. Vissers naderen op brommertjes, gehuld in dikke winterjassen, zwaaien ze naar me, hun lange hengels soepel deinend achter zich aan. Hun begroeting is hartverwarmend en bezorgd me weer kippenvel. Ik denk na over hun manier van leven en prijs de simpelheid ervan. Ik hoop dat ze voldoende vangst hebben om voldoende te leven. De simpelheid van het bestaan dat ik denk dat zij hebben maakt me heel licht.
Bij een tankstation met een politie checkpost, die enkel op snelheid controleert, spreekt Steve een agent aan om het kenteken van de man die ons volgt door te geven. Maar wat een toeval: de man blijkt ook op dit tankstation te staan, glipt gehaast naar binnen maar wordt staande gehouden door de politie en vast om ons gerust te stellen horen we weer ‘no problem, I know him’. Alleen wíe het is weten wij nu nog niet. Steve beklaagt zich tegenover mij over het systeem dat nu gehanteerd wordt in de Sahara. Hij is het er niet mee eens dat wij niet mogen kamperen, gedwongen worden tot hotels en voelt zich aangevallen. ‘They pay for my room then,’ zegt hij. Ik antwoord dat niemand hem uitgenodigd heeft om hier te komen fietsen, waarom past hij zich niet aan en neemt zoals het komt? ‘I will call the ministry of tourism and complain,’ zegt hij. Ik antwoord dat dit weinig nut zal hebben en nadat hij geklaagd heeft zij er vast hartelijk om zullen lachen. Hij klaagt en zeurt meer en ik antwoord dat dit hun land is en zij de regels bepalen, niet Steve. En als Steve het er niet mee eens is, moet hij fijn in zijn eigen land blijven waar alles wel goed geregeld is. We hebben geen onenigheid, ik neem alleen de rol aan van een overheidsbeambte en al gauw stopt Steve met zeuren en klagen.
Dakhla voorbij rijdend, een schiereiland, geeft haast onnatuurlijk diepe kleuren weer. De woestijn geeft hier een wel erg artistieke uiting van haar kunst. Hoewel ik snel drijvend zweef op de wind, dwing ik mezelf te stoppen om te kijken naar de puntige oprijzende stulpingen en plateaus, diepgroene wateren en vele verschillende horizontale strepen kleur die elkaar overlappen.
We zijn deze dag vroeg begonnen om hem te kunnen eindigen rond 7 uur en dat is precies wanneer we in Al Argoub arriveren. Wij hadden gehoopt hier te kunnen overnachten maar er is geen hotel. Het blijkt een militair dorp en de security post-militair die ons in een café probeert te herbergen, probeert ook mijn borst aan te raken. Het is een wat grimmig station zonder vrouwen en we besluiten verder te fietsen naar een tankstation 5 kilometer verderop. Dit is onze laatste, en ook eigenlijk de eerste, kans om groenten en fruit te kopen. Voorlopig is er geen zekerheid meer. En we weten nog niet hoe zeer dit waar wordt!
Aangekomen bij het tankstation verderop ding ik af op de prijs en kunnen we voor €5 in een kale kamer van het tankstation overnachten. We zetten onze fietsen erin, ik wil mijn fietsbroek uit gaan trekken en ik zie onze security man binnen rijden. Ik zeg voor de grap dat hier geen vis te verkrijgen is, omdat hij telkens beweerd visser te zijn, en ga naar hem toe wanneer hij met de mannen van het tankstation praat, een jonge jongen en een donkere Afrikaanse man. Ik vraag hem vriendelijk waarom hij hier is, is hij politie? Dat is prima, we worden elke dag gevolgd, zeg ik hem. Maar hij doet alsof hij me niet begrijpt en zegt geen Engels te spreken. Dan komt ook Steve op ons af, valt hem weer agressief aan met zijn woorden. Wanneer hij vertrekt, krijg ik te horen dat wij ook moeten vertrekken. We kunnen niet overnachten, honderden oprechte excuses van de jonge jongen en wij weten dat de security man die visser zegt te zijn hier de reden van is. Het volgende tankstation is 40 kilometer verderop. We worden bruut de donkere Sahara nacht ingestuurd, een bijna volle maan beschijnt ons.
Al fietsende bedenken we plannen en groeit ook, ieder voor zich en op een eigen manier, angst. Want wie is deze man die ons volgt en ons een veilige nacht ontzegt? We besluiten onze lampjes uit te doen zodat we hopelijk ongezien de hammada in kunnen sluipen en ons kunnen verstoppen voor vooral hem. Fietsen zonder licht schijnt niemand echt tot last te zijn, hoewel de reflectors op onze tassen flink licht geven. We blijven ‘de visser’ zien, herkennen zijn nummerplaat, en hiermee blijft hij ons dus volgende. We maken geen kans om de hammada in te sluipen. Het is aardedonker, twee politie wagens rijden langs maar geen van hen houdt ons aan. Een paar trucks rijden met een boog om ons heen, en niemand stopt voor ons, ook niet als ik met mijn licht een signaal af geef.
Wanneer we het licht van de auto van ‘de visser’ stil zien staan besef ik gauw dat hij ons opwacht. We zijn nu al ver van het militaire dorp af en compleet in de duisternis gehuld, veel verkeer is er niet. Fietsen we recht in de armen van een gestoorde? Zou het kunnen zijn dat hij een pistool heeft en Steve neerschiet en mij meeneemt? We weten niet wat hij van plan is, wel dat hij een plan heeft. Gaat hij ons aanvallen? We hebben allebei onze pepperspray klaar voor gebruik, ik heb de Spot (een handig apparaatje dat direct vebinding met de satelliet heeft en eventueel melding kan geven in geval van nood. Lees: kidnapping) aangezet en op mijn stuur bevestigd. Dan doemen twee koplampen op en ik zet snel mijn fiets aan de kant van de weg, klik mijn koplampje van de fiets aan en ga op de weg staan seinen! Ik sein nu opvallend, hoor Steve me tegenspreken en zie de truck naderen. Hij rijdt me voorbij. En stopt! ‘Gered,’ is wat ik denk, want nu zijn we tenminste niet meer alleen in de donkere woestijn.
De mannen van deze kleine truck spreken behalve Arabisch ook Frans en Spaans en met deze talen waar ik helemaal niet goed in ben, probeer ik de bestuurder duidelijk te maken dat er een ‘hombre loco’ is die ons opwacht. Ik vraag of hij ons en de fietsen naar het tankstation kan brengen. Opvallend genoeg, hoewel het misschien niet zo vreemd is; twee fietsers in de nacht, trekken hij en drie andere mannen uit de truck de fietsen behoorlijk snel op het dak van de truck. Ik klim er naast en zie tot mijn verbazing, en ongerustheid dat ‘de visser’ naar ons toe komt gereden. Ook opvallend is dat ‘de visser’ niet meer alleen is, hij heeft een tweede man met zich mee genomen. En de scène gaat verder: er ontstaat een lange en verhitte woordenwisseling. Af en toe komt de bestuurder naar me toe en vraagt telkens in het Spaans ‘wie is die man?’ en ik antwoord telkens met ‘vissen,’ waarna hij telkens weer zegt ‘een visser? Nee, hij zegt dat hij een security politie is’. Ondertussen is Steve naast me op het dak komen zitten en ik stoor me zo aan zijn uitdagende houding dat ik hem vraag ermee te stoppen, een houding die wellicht ‘de visser’ getriggerd heeft, gepasseerd laat voelen, wraak willen nemend.
Er worden nummers gebeld, mannen zwermen nu in de hammada en om de truck heen, er wordt geschreeuwd en lichamen staan in licht gebogen vorm stijf tegenover elkaar, minachtend en smachtend naar macht, machteloos en ongebrijpend. ‘De visser’ het grote ego, het hardst zijn best doende geloofwaardig over te komen. Ik heb het koud, de wit gebleekte haartjes op mijn armen staan recht overeind. Ik ben niet zo heel bang meer om neer geschoten te worden nu, ervoor in de plaats is een geruststellendere gedachte dat ondanks deze ruzie we onder een ruimer gezelschap mannen zijn. Hoewel de kans op een uitbarsting nog altijd aanwezig is. De bestuurder probeert zijn truck te starten en geheel volgens het drama wil dat niet lukken. Zittend op het dak prevelen Steve en ik beide ‘yes, yes’ als om de motor aan te moedigen. De motor sukkelt aan, maar ‘de visser’ blijft schreeuwen, de motor slaat af, mijn hoop daalt.
Blijkbaar wordt de politie opnieuw gebeld en blijkbaar vindt ‘de visser’ het gevaarlijk dat wij op het dak van de truck zitten en daarom wilt hij dat we van de truck af komen. De bestuurder echter gebied mij te blijven zitten en dan begint Steve weer agressief klinkende woorden rond te slingeren. Ik ben zijn Amerikaanse geschreeuw en zijn ‘blaffende honden bijten niet’-gedrag nu zo beu dat ik hem toe sneer: ‘You keep quiet now!’
‘Ik doe het woord en jij houdt je stil,’ zeg ik hem. Oké, antwoord hij. Ik sta een beetje versteld van mijn leidende functie hier, niet wetende dat ik dat in me had. Ervan overtuigd zijnde dat reizende met hem mijn intuïtie en aanvoelingsvermogen onderdrukt worden ben ik nu vastbesloten om ons rustig uit de problemen te halen en daar kan ik zijn persoon niet bij gebruiken. Ik ben bezorgd en ergens voel ik toch weer de angst opkomen. Het is niet de angst om dood te gaan maar om te lijden. Lichten doemen op vanuit de verte en wanneer ze ons eindelijk bereiken blijkt het geen politie auto te zijn. We staan hier in de woestijn en dat ik omgeven ben door enkel mannen doet er niet toe, het is meer wat twee van deze mannen van plan zijn, waarom wilt ‘de visser’ bij alles dat we proberen het te verhinderen? Uiteindelijk start de bestuurder zijn truck opnieuw, roept wat woorden door de telefoon en ik vang het woord ‘security’ telkens op. Daarboven op die truck in de kou van de Sahara, met de angst van die Sahara, de stilte die alles kan betekenen, wacht ik af op wat komen gaat. Hopelijk snel dat tankstation! Ik voel dat ik Steve gauw zal gaan verlaten, het is door zijn toedoen dat ik alweer met de politie in aanraking kom!
Er komt een auto achter ons aan, het blijkt een auto met twee mannen erin te zijn, Steve ziet dat ze oranje politie vesten dragen en ze gaan naast ‘de visser’ rijden en overleggen al rijdende met elkaar. ‘De visser’ rijdt soms voor en soms achter ons, is zijn weergaloos goede achtervolgingstechniek duidelijk nog steeds aan het uitvoeren. En mijn opluchting is groot wanneer ik een tankstation zie dat open is. Steve zegt niet van de truck af te komen voordat ‘de visser’ verdwenen is. Dat lijkt me een uitstekend idee zodat ik het woord kan doen. En dat is wat ik doe.
Voordat ik de truck af klim, en geholpen word door een van de goede mannen die me zijn hand als voetsteun aanbiedt, komt ‘de visser’ naar me toe en zegt in vloeiend Engels tegen me: ‘You are very intelligent Madam, I am security,’ in gedachten ben ik dankbaar voor zijn compliment want Steve geeft me nooit een compliment, zelfs niet wanneer ik een record rijdt. Ik vraag hem waarom hij dat niet vanaf het begin zei, maar het hoort vast bij zijn beroepsgeheim als secret agent zijnde. De woordenwisseling gaat nog even door maar nu met twee agenten in uniform erbij. Mij maakt het niet meer uit, ik ben nu veilig bij een tankstation waar licht brand en de hoop om de Sahara uit te kunnen fietsen in plaats van een bus te moeten nemen, sterkt weer aan. Ik wil de Sahara fietsen!
Nadat alle mannen, een stuk of acht in totaal klaar zijn met hun geruzie, waar ik wederom een aantal keer heb moeten beamen dat de security man tegen ons gezegd had een visser te zijn, gaan we het tankstation binnen. Steve bedankt de bestuurder nadrukkelijk, maar hij weigert geld als beloning. Hij is één van die engelen…
Binnen in het tankstation worden alle gegevens genoteerd, ook die van ‘de visser’. Nu ik ‘de visser’ van dichtbij kan bekijken zie ik geen waanzin of slechtheid in hem, wel in zijn compagnon. ‘De visser’ voelt zich hooguit beledigd of gepasseerd en wilt waarschijnlijk erg graag de macht hebben, een gevoel dat zijn beroep hem misschien automatisch geeft. Wanneer we buiten op het terrein van het tankstation even samen zijn vraag ik hem waarom hij ons niet liet slapen in het voorgaande tankstation ‘because it was dangerous there, not safe for you, no people around.’ Zittend op de truck vond hij ook dangerous voor ons. Fietsen in de donkere Sahara zonder licht vindt hij blijkbaar wel veilig? Nadat alles genoteerd is, ik thee op heb en Steve zijn opkomende leugen gauw verbuig naar de waarheid, ‘we are friends, we met in France and know each other a long time,’ spreken we af dat we morgen verder fietsen.
Agent: ‘Tomorow we are coming with you. What time you want to start?’
Ik: ‘So he is not coming with us? Because if he’s coming with us we don’t cycle. But if you come with us we want to start at ten o’clock.’
Agent: ‘No, he is not going with you, we go with you!’
7 replies on “Dag 8 van de Sahara”
En alweer genoten van je verhaal en foto’s. Volgens mij hebben jullie erg geboft met die regen in de Sahara en daarna die bloei. Wat een avontuur weer met die volgers. En met Steve… die het nog avontuurlijker lijkt te maken. Maar zou je de tocht alleen hebben durven doen??
Om de hoeveel km is er zo’n tankstation? Of een nederzetting?
LikeLike
Nee, Gerry, alleen had ik hier niet aan begonnen. Wat ik wil zeggen is eigenlijk dat mét Steve je bepaalde gevoelens wegduwt, en dat je intuïte erg in het gedrang komt. Zo besloten we verder te fietsen in het donker, iets dat ik alleen, en hij ook niet, nooit zou doen. Met zijn tweeën denk je sterker te staan en doe je de dingen anders, omdat je op elkaar leunt.
Telkens waar wij sliepen was een tankstation, ongeveer om de 100 kilometer en soms dus veel meer afstand ertussen, 150 KM. En wij mochten niet kamperen, dus moesten wel door fietsen.
Nou, we hebben zeker geboft met die regen, het is dan zoooo mooi en zo veel kleur dat er is! Erg mooi : )
LikeLike
There are certain colors that are apparent from pictures of Sahara and they colors convey certain meanings:
Brown – earth (many shades)
Blue – heaven/sky
Green – water & life (plants)
Yellow – spring (life in its fullest)
White – directions (street signs, street marks)
Orange – transition from light to complete darkness (sun-set)
(Cindy! do you like to add something!)
I liked the picture of the single feather lying on arid and coarse sand, and the faded background of the sea and eroded shoreline…
LikeLike
would be curious to know your reflection?
LikeLike
About what Gora? Tell me to what you refer, and I explain : )
LikeLike
The simplicity (apparent nothingness or aridness) of Sahara could help realizing: ‘less is more’ and one would experience: ‘mind over matter’. Hence, cycling across Sahara is not a mere ‘cycling’ but a form of ‘meditation’.
However, some people may find Sahara – ‘less is bore’ in compare to their ‘incubator existence’ (certain culture/ city-life) and an existence of ‘matter over mind’.
LikeLike
Hahaha, that’s a good one ‘less is bore’ never heard before! For many people it is like that indeed! That’s a pity, or can be a pity…. but well…. good so, otherwise everyone would cycle in the desert : )
LikeLike