‘Is er een reden dat je fietst?’ vraagt de Azerbaijanse vrouw die samen met haar man in het wegrestaurant ontbijt heeft gegeten, een kachapuri met thee en nu aan de chocolade zit.
Ja, zeg ik, eindelijk weer in staat me verstaanbaar te maken, ik probeer geld in te verzamelen voor een stichting die scholen bouwt in Congo en India. ‘India, is dat nodig? Is dat land niet sterk genoeg? Congo begrijp ik, maar India?!’
Ik begrijp haar reactie helemaal, zelfs Marijke en Jacques zullen het gedeeltelijk met deze vrouw eens zijn, komende voor een vakantie aan de kust en onvoorzien eerder terugkerend wegens de aanhoudende regen. ‘India heeft nog steeds een erg arm, achtergestelde groep mensen waar zo op neer gekeken wordt dat andere ze niet eens aan willen raken,’ leg ik uit. Om niet te ver in detail te gaan zeg ik dat deze groep, en ik heb het hier over de Mushars, geholpen dient te worden om daadkrachtiger te worden. De scholen zijn vooral bedoeld voor de meisjes, want meisjes en vrouwen sterker maken betekend een hele bevolkingsgroep krachtiger maken. En zodra de Mushars mondiger worden, iets dat naar mijn mening alleen bewerkstelligd kan worden door kennis, dan zullen zij in staat zijn de respectloze behandeling die zij nu krijgen om te buigen naar gehoord te worden én dezelfde rechten af te dwingen als een groot gedeelte van de Indiase bevolking. Zodra de Mushars weten welke officiele rechten zij hebben, kunnen zij ervoor vechten, maar dit kunnen ze alleen als ze ook kunnen lezen, schrijven en onderhandelen. En daar ga ik voor.
Natuurlijk fiets ik voor mijn eigen plezier, het zou me een guerillastrijd worden als ik dit alleen deed voor de Mushars, want met mij zijn er maar weinigen die mee strijden. Maar het gevoel dat ik kreeg toen ik bij zuster Marie Louise Barboza was is me nooit ontnomen, en hoewel ik hier niet aan denk wanneer ik fiets, ga ik hier wel op af.
Welkom Georgië!
De grenswachter met staalblauwe ogen, die me enigszins net iets te lang aankijken, iets dat me verbaasd, het moet mijn legging zijn, begroet me tot zijn land. Ik sta weer op Georgische bodem, het wegdek in net iets betere staat van zijn. Ik snap onze S. Roelands zo goed, getrouwd zijnde met de voormalige president van dit land. De mannen zijn aantrekkelijk, krachtig en groot. De grenswachters hun petten weer normaal van formaat, die in Armenië waren precies landingsbanen voor Russische gevechtsvliegtuigjes.
Eerst passeer ik ontelbaar veel ooievaars, die zich verzamelen waar boeren het land omwoelen. Geregeld zie ik roofvogels in de velden zitten, die pas vluchten voor me wanneer ik, tientallen meters van elkaar verwijderd, naast ze rijdt. Zeemeeuwen kringelen kirrend boven me, wilde bloemen wuiven me toe, golfplaten dienen ook hier als dak en afrasteringen voor het land zijn een aaneenschakeling van bij elkaar geraapt rotzooi. Het totaal is landelijk en sfeervol. De boeren maken zich klaar voor de winter die niet lang meer op zich laat wachten, binnen in hun huizen worden vele bramen en kersen ingewekt. Buiten wordt het hooi geharkt of nog omgewiedt, op andere velden zijn paarden met karren hun voor. Koeienpoep wordt hier gebruikt als brandstof en ligt in grote ronde stapels uit te harden. Een overvloed aan herders, schapen, koeien en honden met hier en daar een tevreden ezeltje. Hier zet ik mij neer en eet ik mijn middagmaal. Mijn blikveld rolt kilometers ver over de velden, tot ze tegen de bergwanden aanstuiten, en ik voel het zaligmakende gevoel van Nepal door me heen gaan. De manier van leven en het grote gehalte aan handenarbeid voedt me. Plots ben ik ook niet meer die idioot die rond fietst, ik werk net zo hard als de mensen hier. Die gelijkenis voelt fijn.
Bij binnenkomst in Georgië daalt de route geleidelijk, er staat een harde tegenwind. De setting wisselt snel. Armenië was meer een grote leegte met eindeloze kleurige vlaktes, glooiende velden vol wilde bloemen en talloze grijze tinten grind, zand en gruis gaan nu over naar een sterk groen, het land is veel meer bebouwd. Ik vrees dat ik de pure schoonheid achter me heb gelaten.
Een onterechte vrees.
Mijn route is uitgestippeld! Daar ga ik…
Fietsen in Georgië is behoorlijk populair, ik kom regelmatig een andere fietser tegen, zoals een Japanner met een stok om honden weg te meppen, meestal stoppen fietsers even om wat te praten, maar de Japanner fietst stug door. Ik kom hem vele kilometers later weer tegen wanneer ik met een slakkengang uit een tunnel fiets en hij achterop komt.
De dikke rode lijn op de map van Reise Know-How is er één om te vermijden, de gele lijn is al beter maar daar rijden ook nog voldoende auto’s. De bestuurders van Georgië en Armenië houden goed rekening met me, ze omzeilen me met ruimte, lijken een beetje gevreesd dat ik alle kanten opzwengel. Dan de witte lijn, ik weet het nog niet maar dat is een track, een onverharde route. En die ga ik op vanuit Akhalkalaki.
Het hotel waar ik geslapen heb was uiterst goedkoop, €2.30 voor een kamer en hetzelfde bedrag voor een hete douche. De potige uitbaatster ziet me langs komen fietsen en roept ‘hotel’, ik zwicht en wat later zitten we samen aan de koffie, stopt ze me wat appels toe en wacht ik tot haar zoon de politie klaar is met douchen zodat ik kan, de geijser kan maar één douche aan. Ik vertrek de volgende ochtend wat laat, met een lunchpakket van 7 kleine visjes, wat kaas, gedroogde en gewelde perzikken en vijgen, één brood, pruimen en groenten van de vorige dag. Ik heb een thermosfles vol thee en een Snickers. Ik weet dat ik een pas van 2454 meter te behalen heb en ik tracteer me graag op een Snickers wanneer ik daar ben, een gewoonte die ik heb overgehouden uit de Nepalese trekking scene. Ik ben er klaar voor! Na tien kilometer stopt de gele lijn, de gladde teerweg is gedaan. Ik begeef me op losse keien en kiezelsteentjes. Mijn snelheid daalt aanzienlijk, de schoonheid van waar ik ben stijgt alleen maar, net als ik zelf. Dit zorgt ervoor dat ik elke tien meter stop, om me heen kijk, verwonderd ben, een foto maak en zucht ‘oh, wat mooi!’
Ik ben redelijk onvoorbereid aan deze route begonnen, ik heb niet veel eten bij me en er zijn ook geen dorpjes om brood te kopen. Ik begeef me al gauw tussen enkel boeren en herders met grote kuddes schapen. De boeren met karren vol vers gras voor de ezels en paardjes die ze voort trekken, komende van vlaktes steeds verder de berg op. Ontbossing is ook een duidelijk probleem in deze regionen. De route echter niet, ik sta er zelf versteld van: ik geniet. De hele rit omhoog, en dat is al vanaf zodra ik start, in totaal bijna 700 meter zonder één enkele daling. Er is geen moment van niet willen of anders willen. De route is niet al te zwaar, niet te vergelijken met de stijging in Fouta Djalon in Guinea. Hier ga ik gestaag én alsmaar omhoog. Ik weet waarom ik het doe, maar waarschijnlijk is het mijn mindset dat ik er nu wel van geniet. De route heeft hier ook flinke keien en veel grind, de banden net hard opgepomt maakt dat ik grip verlies.
Het is indrukwekkend om te zien hoe snel je stijgt en hoe je dan uitkijkt over de route waarheen je gekomen bent, die ver onder je ligt, ik ben eigenlijk niet eens zo heel veel langzamer dan een Lada. Met een gemiddelde snelheid van 7.5 kilometer per uur trek ik me de berg op, stop wanneer ik een paard of ezel zijn lading voedsel voort zie trekken, en denk ‘Oh, dat is zwaar voor dat beestje!’, de boeren die de beesten aansturen hebben dezelfde blik in hun ogen als ik moet hebben…
Zijn wolken wel zo leuk?
Bedenk ik wanneer ik me er middenin bevind. Zodra ik de witte slierten boven me voorbij zie zweven, in een behoorlijke vaart, ben ik verheugd en maak ik foto’s, wil ik daar ook zijn, met mijn hoofd er in komen te zitten. En wanneer ik op die hoogte gekomen ben, op zo’n 2200 meter, zie ik in dat het helemaal niet zo prettig is. Dacht ik eerder in het vliegtuig nog dat ik o zo graag in wolken zou willen zijn, enkel vanuit een vliegtuig zijn ze leuk. Het is koud, en nat! Ik ben genoodzaakt mijn vest met capuchon op te zetten, een regenjas eroverheen aan te trekken en mijn sokken aan te doen. Ik heb niet eens dichte schoenen, bedenk ik me wat laat.
In feite word ik flink verrast door de compleet bedekkende mist over de pas. Twee herders hebben me gezegd dat ik er bijna ben, in werkelijkheid nog een paar honderden meters te gaan, maar ik zie helemaal niks meer. Ik heb geen idee waar ik me bevind, waar de pas is, waar een huis staat om bij te kamperen. Ik peddel door, langzaam. Ik krijg het langzaam koud en bedenk dat ik niet iets hoef te halen. Zelfs de pas hoef ik niet vandaag te behalen, er is niemand die ik bij hoef te houden, er zijn geen aantal kilometers te behalen om de Snickers te kunnen eten. Die heb ik namelijk al op. Ik besluit te stoppen. De vaag waar ik nu kan gaan kamperen is geen issue meer, door de mist is alles onzichtbaar geworden. Ik kan nog geen vijf meter voor me uit kijken. Door dit dichte pak wolken is elk plekje goed. Ik ben overal onzichtbaar. De enige vereiste is een vlak stuk grond, en daar slaag ik niet in. De volgende vereiste is een goede, stevige maaltijd. Ook daar slaag ik niet in: de twee grote groene paprika’s blijken hete pepers te zijn en mijn maaltijd is onaangenaam pittig van smaak.
Verder is de wind zo krachtig dat mijn tent, meteen van zodra hij opstaat, de natheid van de wolken opzuigt en twee kanten van mijn synthetische woonst zijn door en door nat. Ik dek de natte stukken af met de drie smerige, stinkende pannenlapjes en de vuile theedoek. Het flapperen van de tentdoek maakt veel lawaai. Het is koud met maar 5 graden, ik moet voorzichtig zijn dat mijn enige paar sokken droog blijven, en ik zelf warm gehouden word. Een lege maag is geen goede warmtebron, maar de huppelende ezeltjes zonder herder zijn dat wel, zij komen een kijkje nemen in mijn kleine, natte kamp.
De hele nacht schuif ik alsmaar naar beneden omdat het stuk grond zo afloopt, maar ben verheugd dat de wind is gaan liggen, en de wolken weg zijn geblazen. Ik sta op samen met de zon, aanschouw de schoonheid van waar ik ben, die ik nu voor het eerst kan zien nu de wolken weggetrokken zijn. Daana maak ik een flink ontbijt totdat ik moet kokhalzen en weet dat ik genoeg gegeten heb. Ik laat de tent drogen, begroet dezelfde ezeltjes weer en luister naar de heerlijk bijna pijnlijke stilte van de bergen waarin ik ben. Het is wonderlijk! Vooral wanneer je bedenkt dat je hier met de fiets bent gekomen. Ja, ik ben trots. Maar ook komt dat gevoel weer, ‘waarom doe ik dit?’ wanneer ik in de kou mijn tent oprol, samen met het willen weten wat er na die bocht komt. Ik pak alles gauw in en stap op de trappers van mijn Shanti. Dát geeft me energie, de nieuwsgierigheid van wat er na die ene bocht, na die andere berg komt. De wereld is zo prachtig…
In de pocket!
Hiermee is er een wens van me in vervulling gegaan. Kijkend naar foto’s van andere wereldfietsers die op een afgelegen plek kampeerde, hoog in de bergen, geen teken van leven te bekennen, beeldde ik me altijd in hoe idyllisch, hemels en vredig mooi dat zou zijn en voelen. Niet! Het is koud en nat en hoe ongelofelijk mooi het ook is, zonder water en een minimale voorraad aan eten is het enige dat ik wil, weg zijn. Op naar warmte en eten!
De wereld is prachtig, ik vies. De randjes van mijn nagels zijn netjes gelakt met een laagje zwart vuil, zand en olie van de vette visjes, eten van de voorafgaande dag. De daling is 21 kilometer lang, ik word nogal lang opgehouden op de pas van bijna 2500 meter, waar militairen mijn paspoort erg lang controleren, zonder mij een thee aan te bieden, en zonder een straal zon. De wolken zijn terug komen kruipen en ik bevind me weer kilometers lang erin. Mijn vingers koud van het knijpen in de remmen.
Ik had geen idee van mijn snelheid, of het ontbreken daarvan, in de bergen, van passen en de route en de tijd die het me zou nemen. Mijn geluk is dat ik vrijwel alleen nog hoef te dalen na geen eten en geen water meer te hebben. Afzakken tot ik in Bakuriani beland, ongewassen, hongerig en bekomend van de kou. Aankomen in restaurant ‘Montmartre’ bezorgd me waar ik op hoopte: veel, zwaar en goed local eten. Ik ben 700 meter gezakt in hoogte en weer in een totaal andere werkelijkheid, daar waar gestylde meisjes de wereld onder hun arm dragen in de vorm van een platte iPad. Lokale toeristen rijden paard, de paardenman rent achter een klein kind op paard aan dat er vandoor rent nadat het peutertje het paard in onwetendheid aantikt. Een uit de kluiten gewassen meid in fel roze bodywarmer rijdt alsmaar rondjes op een gehuurde mountainbike. Mensen die langs lopen kijken vol indruk naar mijn geparkeerde fiets. Ik ben in een toeristenoord. Het eten geeft me instant energie, ik zak nog eens 900 meter af en beland in Borjomi.
Russische invloeden en flitsen terug naar Tajikistan
Deze kant van de berg is weer helemaal anders, Bakuriani en Borjomi zijn bekende ski-oorden, van ontbossing is hier bijna geen sprake, Borjomi staat bekend om zijn sprankelend, zoutig mineraalwater en is een flinke stad. Bij binnenkomst word een aanval met een hond voorkomen door mannen die het beest terug roepen. Fietsend door de steden, rijdend langs de grijze gevels zonder karakter voel ik dat gevoel van Rusland weer. Gasleidingen in gele verf gehuld sieren de straatkant, de buizen zijn boven de grond aangelegd. Ik vind de mensen zo ongelofelijk vriendelijk en gastvrij en bedenk waarom ik dan zo’n hekel heb aan Russen? Zoveel verschil kan het toch niet maken onderling? Waarom zijn Russen dan zo onfatsoenlijk? Ik heb wel eens een paar hele fijne Russen ontmoet, maar dat was enkel in de ashram van Satya Sai Baba. Ik kom tot de conclusie dat reizende Russen waarschijnlijk degene zijn die arrogantie hebben omdat ze rijker zijn en zich wellicht daarom beter voelen.
In Borjomi aangekomen, alweer regent het en ik heb gewoon geen zin in gedoe met een tent opzetten in de regen en dan je potje zien te koken zonder nat te worden, niet dat je van regen smelt ofzo, maar het is gewoon allemaal niet romantisch meer. Daarom besluit ik ter plekke af te buigen naar een home-stay. Ik trek mijn handschoenen uit, wrijf mijn vingers over het schermpje van de smartphone en ontdek in welke straat ik moet zijn. Ik vraag twee mannen op een bankje waar die straat is en voilà, ik kom uit bij ‘Leo’s home stay’. Met mij arriveert een stel uit Duitsland en hoewel zij gereserveerd hebben zit ‘Leo’s home stay’ helemaal vol. We worden ondergebracht bij de buurvrouw, ‘if we don’t mind?’ De buurvrouw Nona is een opmerkelijke vrouw, gehuld in een gehaakt truitje waardoorheen haar beha duidelijk zichtbaar is. Plots lijken wij haar instant kinderen te zijn, ze loopt achter me aan om mij herhaaldelijk van plastic slippers te voorzien omdat de houten vloer te koud zou zijn. ‘Zou je niet beter sokken aantrekken?’ raadt ze me aan. Wanneer ik naar buiten ga overhandigd ze me een paraplu en wanneer ik in de douche sta, naakt, zoals meestal het geval is wanneer je onder de straal water staat, komt ze uitleggen hoe de kraan werkt. Verder is er geen privacy omdat ik in Nona’s bed slaap en het Duitse stel in de slaapkamer voor de gasten, afgeschermd door enkel een doorzichtig glasgordijn. Het ontbijt is zeer vullend en goed, een soort ratatouille, met een gebakken ei dat een half uur later zijn intrede doet, moeder Nona zorgt goed, maar wordt boos wanneer ik een tweede kop thee vraag.
Hoewel je als gast van een home-stay je best doet om je niet als een hotelklant te gedragen, ben je echter ook geen uitgenodigde gast. Je betaald om hier te zijn, hoewel we nu bij de buurvrouw zijn gedumpt. Allen vertrekken we de volgende morgen vroeg, de Duitsers willen privacy, ik fiets naar Vardzia. De grootste en mooiste bezienswaardigheid van het land!
Jammer dat je dan verkeerd rijdt. Ik vond het al zo vreemd: twee mensen die me aanwijzen dat Vardzia achter me ligt en ik die juist de bergen verlaat, terwijl Vardzia een rots klooster is. De route waar ik me bevind is ook niet interessant, de dikke rode lijn op de landkaart. Een snelweg vol razende auto’s, Turkse trucks en luxueuze Turkse busmaatschappijen, terwijl de Lonely Planet spreekt over ‘the middle of nowhere’. Ik fiets door tunnels die me het gevoel geven van de allerhoogste factor aan gevaar en trek mijn fiets gauw de hoog gelegen rand op. Dit is geen fietspad, meer een onbetrouwbaar trottoir met dikke stenen deksels waarvan je niet weet of ze los of vast liggen. Elke tegel heeft twee ijzeren haken en fietsen wordt zo extra bemoeilijkt, ook omdat de breedte van zo’n tegel maar 60 centimeter is. Toch, dit is veiliger dan een truck die jou niet zou zien en je dan tegen de tunnelwand zou pletten. Pas op het einde van de tunnel verlies ik mijn evenwicht en val ik naar de kant van de snelweg, zou ik me niet pijlsnel in balans hebben weten te brengen. Oef!
Vlak achterop, net wanneer ik in de regen mijn regenjas maar weer aantrek en de hoofdlamp van mijn hoofd trek, komt er een andere fietser aan. De Japanner die ik al eerder zag in Armenië en me toen aarzelend toezwaaide, verbaasd een vrouwelijke fietser van een grindpad te zien komen fietsen, alles behalve de aannemelijke route. Toen fietste hij door, nogal ongewoon voor wereldfietsers onder elkaar. Maar nu kan hij er niet onderuit, hij kan geen kant op, komende vanuit de tunnel en ik die de uitgang van het hoge trottoir blokkeer. ‘Ga je ook naar Vardzia?’ vraag ik hem, zijn slechte Engels verraad dat hij niet zo goed snapt wat ik nu eigenlijk vraag, ‘als het in de reisgids staat ja’, antwoord hij, en nog weet ik niets. Ondertussen groeit mijn vermoeden dat ik verkeerd fiets.
Wordt vervolgd…
2 replies on “Georgië II”
Hallo Cin, wat een doorzettingsvermogen weeral. En weeral beeldend verteld! Ben ik nu wel benieuwd naar het vervolg met de Japanner.
Ik vraag me wel af of je het niet te koud hebt tijdens het rijden door de koude wind. Kranten onder je truitje stoppen, geeft een goede isolatie naar het schijnt. Maar je hebt waarschijnlijk thermisch ondergoed aan?
Liefs Monique
LikeLike
Ik draag nu een thermisch shirtje maar dat gaat vandaag ook weer uit. Ik draag weinig kleding op de fiets omdat je warm wordt van fietsen en pas wanneer het tegen het vriespunt koopt trek ik die thermische kleding aan….
De Japanner heeft geen vervolg hoor Monique.
Ik ben nu in Iran. Heb geld en een nieuw visa bemachtigd : ) was nodig. Heb nog 1200 km voor de boeg!
Liefs Cin x
LikeLike