Dat ik reizen leuk vind is duidelijk, maar om er zeker van te zijn dat ik fietsen ook leuk vind, leuker dan de halve uurtjes heen en halve uurtjes terug van huis naar werk, lijkt het me een goed plan om een testrit te gaan maken.
Ik pak mijn moeder’s fiets, een redelijk sportief gebouwd model, waarvan een spaak ontbreekt, de remmen niet goed meer werken en de banden ooit een profiel hadden. Maar dit alles is nog niet in mijn bewustzijn neergedaald. Het doet er gewoon niet toe. Ik ga naar Gavere, een stuk nabij Gent in België. Daar woont een vriendin die ik heb leren kennen in Myanmar. Terwijl wij samen in een gouden tempel naar jumpings cats kijken, de penetrante urinelucht onze neusgaten binnendringt, de monniken die de katten over stokjes laten springen en ons tegelijkertijd lief toe lachen, had ik nooit kunnen bedenken dat ik bijna 10 jaar later naar het huis van Rita zou gaan fietsen.
Een paar maanden terug van mijn voorgaande reis die 3 jaar mocht duren, stap ik weer in een nieuw plan: de wereld half rond fietsen. In mijn vaders fietstassen van canvas, die ook al niet zo goed meer zijn, prop ik een slaapzak met dons, een oude tent, een dun slaapmatje en eten. In het mandje voorop komt mijn camera te liggen en in mijn regenjas een geprint blaadje met de route. De eerste 25 kilometer gaan goed maar dan val ik bijna om van de dorst en de enorme trek. Op het fietspad moet ik beslist even eten en 5 kilometer later neem ik weer een complete maaltijd, dan ben ik al over de grens en voel me al echt op reis. Het reisgevoel zwelt extra aan wanneer ik me afvraag waar ik de nacht door ga brengen en ik pardoes uitgenodigd word door een gezin, vooral omdat de vrouw me zo lief eruit vindt zien met mijn niet uitgelopen mascara terwijl het water naar beneden stort.
Onder een dekbed, op een dik matras, onder een veilig dak, bomen die wild heen en weer zwiepen, slaap ik heerlijk en begin ik de dag uitgerust en met een maag vol eten terwijl de vrouw die voor me zorgt mij aankijkt vol bewondering en tegelijkertijd onbegrijpelijk. Knap, hoe ze dat doet. Dat zijn onze beider gedachten. De route naar Gavere is hoofdzakelijk alsmaar rechtdoor, met een spannende grote stad als Gent waar ik doorheen voer met een verhoogde blijdschap, spanning en trots. Dat ik verder vooral langs de oninspirerende autoweg rijdt kan mijn blijdschap niet verminderen want op mama’s fiets kom ik aan bij mijn vriendin die ik al 10 jaar ken en daarna niet meer heb ontmoet. Niet alleen haar persoonlijkheid verrukt me, ook haar huis is helemaal mijn stijl, zelfs de gordijnen uit mijn geboortejaar, koester ik. Rita en ik hebben een gedeelde passie en we bespreken haar recente avontuur in Yemen waarover ze een boek heeft geschreven.
De fietsrit terug geschied zonder lekke banden, langs de Schelde, waar ik het systeem van de routenummers nog niet ken, verkeerd rijdt, daarbij een te welwillende man van me afschud, lunch neem in de polder aan de rivier, stevig door fiets langs de juiste nummertjes, goed aankom en erg moe ga slapen op een camping die me maar € 2.75 kost. Dit alleen is al een hoogtepunt. Maar het aller hoogste punt wordt het ontbijt in Antwerpen aan de linkeroever waarbij ik ’s ochtend mijn boeltje oppak, weg fiets en ga ontbijten in de zon op een bankje met uitzicht op de kathedraal aan de andere kant van de oever. De jachthaven lonkt met al haar zeiljachtmasten en mijn maag vult zich met Belgische kaas, Belgisch brood en zongedroogde vijgen. Ik weet: dit is vrijheid, je hele hebben en houden kunnen vervoeren en toch overal kunnen komen. Want ik ben geraakt tot Gavere, eerder onbekend voor mij, nu gevonden. De eerste notities zijn gemaakt en ik begin aan de voorbereidingen. Een sportbeha en een hoofdkussentje van dons.