Van 17 juni tot 29 juni 2013
Paris – Terheijden: De onverwachte wending
Al enige tijd weet ik dat ik niet naar Congo zal kunnen gaan fietsen. Dit heeft een aantal redenen, één ervan is dat ploeteren in het regenseizoen over modderige paden niet mijn favoriete bezigheid is. Vliegen is ook geen optie omdat dit prijzig is, iets dat de stichting noch ik kunnen ofwel willen bekostigen. Daarbij gaan Marijke en Jacques zelf naar Congo, waarschijnlijk dit jaar nog. Jacques zijn Franse spreekkundige kennis, zijn naam doet het al vermoeden, is een stuk beter dan het mijne en ik zou nooit in kunnen staan voor mijn onderhandelingsacties wat betreft financiële zaken. Ik vind het jammer dat ik niet kan gaan maar heb geen reden tot treurnis en misere. Omdat ik mijn goal had gezet in Congo, besluit ik ter hoogte van dat land te gaan stoppen, dat wordt dan dus Cameroon. De wens van mijn zus en moeder om mijn vaders 70ste verjaardag bij te wonen kan ik volbrengen en als een slag bij heldere hemel begeeft mijn fiets het 150 kilometer voor de eindstreep.
De kogellager in de trapas is er volledig uit getrapt en ik kom letterlijk geen stap meer vooruit. Omdat ik naar Parijs vlieg en daar een paar dagen bij een vriend ga blijven besluit ik daar de fiets te laten maken. Eric van de Vakantiefietser, waar ik mijn fiets heb gekocht, stuurt gratis een nieuwe kogellager naar Parijs en Dominique regelt een bekwame fietsenmaker. Dominique laat de fietsenmaker foto’s van mijn trapas zien zodat hij meteen weet wat er gebeuren moet. Alles is in kannen en kruiken.
Ondertussen moeten mijn zus Charlotte en moeder Nelleke hun monden snoeren zodat niemand en zeker mijn vader Wijnand niet te weten komen dat hun dochter Cinderella heel terloops aan komt fietsen, toevallig net wanneer het feestje in volle gang gaat zijn.
De vlucht gaat van Yaoundé naar Douala, waar we een uur halt houden. De nacht laat ons over de Afrikaanse uitgestrektheid zweven waar de zon als een magisch schouwspel opkomt boven een wondelijk mooi stuk aarde. Ik ben als een mot tegen het raampje geplakt want ik wil niets missen van de reis. Aankomen in Istanbul vergt een aanpassing in acceptatie omdat ik in de toiletruimte de spiegel deel met een wulps meisje in een kort broekje dat zo kort is dat er niets te raden over blijft, de spleten van het broekje kruipen tussen die van haarzelf en de gewilligheid om haar vrouwelijkheid tentoon te stellen is enorm. Ernaast staat een vrouw geheel bedekt in nikab en burqa en haar ogen zijn ook bedekt. Ik bedenk dat ik liever in haar cultuur reis dan die van het wulpse meisje. En ik kijk er naar uit om opnieuw de route van burqa’s, nikab’s, hijab’s en chadors te betreden. Nu per fiets.
Ik verblijf 8 uur op de luchthaven van Istanbul waar ik vooral thee drink, slaap en wat eet. Ik ben te moe om de stad in te gaan, maar heb genoeg energie om te kijken naar het assortiment aan mensen van over de hele wereld.
In Yaoundé heb ik twee middagen lang aan een doos geknutseld voor de fiets. En de doos komt er in Parijs zonder één schrammetje weer uit. Deze wordt me persoonlijk op een kar afgegeven door een Noord Afrikaanse jongeman. Ik pak de fiets uit, monteer het voorwiel en het voorrekje terug, ik monteer het zadel, de bidonhouder terug en zet het stuur recht. Dan spreid ik mijn lakenzak en slaapzak uit en leg me neer op een zachte bank pal naast de toiletten. Ik slaap een heerlijke nacht en ontwaak wanneer de hal vol mensen staat, tijd om op te staan.
Dominique en ik ontmoeten elkaar aan de balie waar ik het Franse meisje door mijn telefoon heb laten praten met Dominique zodat hij weet waar ik sta want ik heb totaal geen benul van het ingewikkelde bouwplan van deze luchthaven. Dan stomen we meteen door naar het veertiende arrondisement van Parijs, per metro en bus rijd ik zwart de stad door, om uit te komen in Dominique zijn kleine, knusse huisje in een proper en rustgevend Parijs. Waar het voelt alsof ik in een Indiase oase aan ben gekomen… muziek van een Indiaas radio station zuigt de aandacht ongemerkt en aangenaam op, Indiase Brooks thee gedronken uit een Indiase pot glijdt over mijn welwillende tong en weldra staan croissant, viennoise en baguette voor mijn hongerige maag. Ik ben weer thuis en uit het slop van Yaoundé en de akelige huisbazin en haar neef die me maar ten huwelijk bleef vragen, alsof ik een kneedbaar poppetje zou zijn. Ik heb geen last van een cultuurschok of een overgang, ik hoef me niet aan te passen aan een nieuwe cultuur, ik mis niet waar ik vandaan kom. Het is een verademing om weer te kunnen praten met iemand, zonder te hoeven twijfelen aan zijn bedoelingen. Lopen door de stad is een prachtige bezigheid want overal waar ik kijk, al kijk ik niet eens, zie ik iets moois. Parijs is een levende stad vol schoonheid, ook al loop ik in het veertiende arrondisement. Het valt me op hoe stil het overal is en hoe netjes. Ik heb zelfs de indruk dat de Parijzenaren galant zijn, maar Dominique haalt me gauw uit mijn waanidee: ‘Don’t let yourself be fooled, they are not friendly, this is Paris. They stop for you because the light is red,’ terwijl ik mijn hand laat wuiven in een vriendelijk ‘dank je wel’ gebaar, naar de autobestuurder waarvan ik dacht dat ze me voorrang gaf. Net terug uit Afrika trek ik me niets aan van stoplichten en steek ik over wanneer me dat zo uit komt. Dominique trekt me aan mijn mouw terug. De stad is een smeltkroes aan culturen en bij het zien van zwarten voel ik nu een opmerkelijk fijn gevoel dat zij me niet naroepen met ‘le blanche’ of ‘white’, hun gedrag is angenaam europees. Het voelt goed om niet meer de enige blanke te zijn en constant nageroepen te worden.
Ok ça roule
Mijn fiets wordt meteen naar de fietsenmaker gebracht. Jamel is verheugd me te zien omdat hij elke dag bobo’s in zijn zaak krijgt (rijke mensen die zich stylish kleden op een manier dat zij armoedig overkomen) die komen klagen over een kapotte fiets wanneer er smeer aan hun broekspijp kleeft. Nu sta ik daar, rechtstreeks uit het continent waar hij geboren is: Afrika. Jamel is opgetogen en verteld, verhaalt en illustreert in het Frans, zijn gedachten, zijn dromen, zijn gevoel. Ik voel meteen een band met hem wanneer hij zijn handen ineengesloten op zijn borst laat neerkomen en zegt hoe fietsen je hart laat versmelten met de natuur, dat jij en de fiets één worden met de omgeving waar je rijdt. Ineens stoor ik me niet meer aan de Franse taal waar ik totaal geen aantrekkingskracht voor heb. Jamel moet wel een schapenhoeder zijn, een nomade uit de gestrekte woestijn langs de kant van Algerije. Jamel ziet meteen dat de door mij meegebrachte kogellager niet de juiste maat is, legt er terloops ook een nieuwe ketting op, nadat hij mijn goedkeuring heeft, en laat de fiets weer rollen als nieuw. Ik vermoed dat fietsen door de branding van Ghana niet zo’n goed idee was…
Ben ik ook een bobo?
Met het verlaten van de stad kom ik langs vele dakloze mensen, voornamelijk uit oost europese landen, vermoed ik. Zij wonen ergens waarvan je het niet meteen ziet, sommige in verlaten fabrieken, leegstaande huizen, onder bruggen, lopend door de stad van plaats naar plek. Ik zie tentjes opgesteld staan boven warmteroosters in de stad, maar ook langs het kanaal waarlangs ik de stad verlaat. Ik zie vrouwen de was doen aan een gemeentekraantje in een park. Ineens voel ik me een rijkaard die ervoor kiest op een manier te leven die wat overeenkomt met die van hen. Wanneer ik langs het kanaal fiets en tegen een betonnen afzetting aan stuit, zie ik aan de andere kant daarvan drie mannen staan. Het zijn Noord Afrikanen, denk ik, en ze zien er wat gehavent uit, waarschijnlijk dakloos. Twee van hen dragen alle kleding zie ze waarschijnlijk bezitten, ze zijn gehuld in vele lagen en tasjes met eten ligt wat verderop op een betonnen blok. Blikjes bier staan er leeg bij. In mijn beste Frans vraag ik of het hier afgesloten is en zij zeggen van niet, wijzen me naar een spleet in het beton waar ik zelfs zonder fietstassen niet tussen pas. Ze bieden aan mijn fiets er in zijn geheel over heen te tillen en dat doen ze. Ik murmel in mijn beste Frans ‘tres gentile’, erg aardig en de Tunesiër die als enige een appartement bewoont, wuift dat weg. De twee andere mannen komen uit Albanië of Armenië en ik bekijk ze met andere ogen omdat mijn volgende rit daar heen zal gaan. ‘Ces’t normal’, zegt de Tunesiër, en wanneer mijn fiets overgeheveld is vraagt de ander of ik bier heb voor hem. ‘No, seulement l’eau,’ antwoord ik.
Ik fiets verder en denk aan de multiculturele samenleving waar ik nog altijd toegjuiched word, nu in een rustiger en meer timide manier, maar nog altijd zijn het de Afrikanen die hun duim omhoog steken of die me vragen of ik uit hun moederland kom, omdat de vlag acherop mijn bagagerekje dit verraad. De vriend van Dominique, een Marrokaan, verklaard me voor gek dat ik in zijn land heb gefietst en dan ook nog de helemaal van Noord naar Zuid. Hijzelf komende uit El Jadida, waar ik ook heb overnacht, maar hij is wél onder de indruk. De fietsenmaker een Tunesiër en hartverwarmend. Een Eritreaanse man op de luchthaven waaraan ik de tijd vraag en en een Cameroonaise die me vraagt waar ik vandaan kom. Ik ontvang ineens veel positieve energie en niemand vraagt iets. Niemand.
De Tunesiër vroeg ‘Seul? Not afraid?’ Hij vraagt me waar ik slaap en is wat verbaasd als ik hem antwoord dat ik helemaal alleen van Parijs naar Nederland fiets en in een tent overnacht. Later zal een Vlaamse vrouw in Wallonië hetzelfde zeggen: ‘Ben jij niet bang?’ vanachter haar immense hek met een enorme waakhond erbij, zegt ze dat je hier nooit zeker bent, als Vlaming helemaal in Wallonië. Maakt mij dit ook een bobo? Nou ja… hoe het ook zij, ik zie er niet hip of gestyled uit in mijn door de zon gebleekte kleding, bruine huid en met rood zand aangekoekte fiets.
Fietsend nabij Parijs, nog altijd koud, ontdek ik de pracht in helderheid van de kleuren. Fris en sterk. De lijnen lineair. Ik ben alleen vergeten hoe op en neer Frankrijk gaat, de ene heuvel na de andere kondigt zich aan en dat stopt pas één dag voor aankomst in Nederland. De vele routes en overdaad aan richtingen maakt dat ik de eerste dagen niet aan de 100 voorgenomen kilometers kom. Al het eten zelf weer bereiden vergt ook tijd, zomaar stoppen langs de weg voor een straatstal en het heerlijke eten wat de pot schaft is er niet meer bij. Ik mis meteen het volledig organische eten van Afrika, ook al was dat vaak zetmeelrijke cassave.
Het is koud met maar 9 graden in de ochtend en vaak maar 15 graden overdag. Ik slaap met al mijn kleding, sokken en fleecejas aan onder mijn slaapzak die tot min 10 gaat, iets dat ik mij niet voor kan stellen. Voor de eerste nacht zorg ik ervoor dat ik uitkom in Forêt Domaniale de Compiègne zodat ik ongemerkt het woud in kan sluipen. Dit lukt en ik vind een prachtig verscholen plekje tussen de varens met overdadig ontluikend blad. Ik maak een volledig avondmaal en de volgende ochtend een zwaar ontbijt van ouderwets gebakken brood in olie met Franse kaas. Het is koud, het regent heel licht maar ik ben gelukkig met dit plekje en ik slaap bijna 12 uur lang.
De route van Parijs via Fontaine Chaalis naar Carlepont is weliswaar mooi maar vergt ook enorm veel afbuigingen naar allerlei richtingen niet rechtstreeks naar het Noorden. Ik besluit de mooie route vaarwel te zeggen en de directe route te nemen. Mijn prioriteit is immers om op tijd in Terheijden aan te komen en niet de mooie Franse picturale landelijkheid in me op te nemen waar toch bijna geen winkels te vinden zijn. Dus weldra verlaat ik de prachtig weelderige bossen waar ik een opmerkelijk geparkeerde bestelwagen geparkeerd zie staan met een bijna ontblote Afrikaanse dame erin, zomaar midden in het woud. Ik hoop dat ze verwarming in die bestelwagen van haar heeft. Het is koud en hoewel haar plekje heel romantisch gekozen, moet men vast voor haar daden betalen. Ik bedenk waar zij wellicht vandaan komt en waar ze nu tot gedwongen is, in een land waar de bewolking niet snel optrekt, haar achter laat in een koud, grijs land, verscholen in de bossen waar regendruppels op haar dak kletteren.
Wordt vervolgd…