Eind maart 2010 kom ik terug van een winterse trek naar Mount Everest basis kamp en trek ik door Varanasi waar ik onverwachts langer blijf. Zodoende besluit ik Marie-Lou Barboza op te zoeken, een non die een kindertehuis runt.
De kinderen die hier verblijven behoren tot Mushar en Dalits, de laagste kaste van het hele stelsel. ‘Focus on Education’ helpt hier de kinderen een scholing te geven, deze kinderen en hun ouders ruimen poep: ‘strontrapers’ genoemd. Ze worden onaanraakbare genoemd en zij worden dus beter niet eens aangeraakt door iedereen die boven hen staat in dit kastenstelsel. Per mobiele telefoon bellen we elkaar, een non en een reiziger, en de lijn wordt regelmatig verbroken door technische storingen. E-mailen gaat langzaam omdat er in haar huis geen batterij of aggregaat staat en zo komt een afspraak waar Marijke ons samen brengt langzaam op gang. Als we dan uiteindelijk een afspraak hebben ga ik met een kilo ladoo, gulab jamun en ander soort zoet naar Marie Lou die suikerziekte blijkt te hebben.
Marie Lou staat me buiten haar huis al op te wachten terwijl ze de riksjawallah aanwijzingen geeft per mobiele telefoon. Terwijl grote geairconditioneerde bussen geparkeerd staan voor boeddhistische tempels en eindeloze rijen silk emporiums wachten op de inhoud van die bussen zoeken mijn ogen af naar een vrouw in habijt. Als ik uit de riksja stap, gekleed in mijn beste, traditionele set -de wat onhandige strakke churidwar– neemt ze me meteen in een omhelzing en spreekt ze de riksjawallah moederlijk toe. Marie Lou draagt een simpele katoenen sari, vast khadi en het enige waaraan ik kan zien dat zij katholiek is, is het kruisje dat op haar borst ligt. Ik ben dan ook verbaasd op haar antwoord aan één van mijn eerste vragen aan haar: ‘Waarom dragen jullie sari’s?’ Nonnen in India dragen doorgaans een lichtblauw of grijs habijt.
Meteen van zodra ik aan tafel zit wordt er een enorme grote fles Coca Cola en een bord vol koekjes naar me toe geschoven, twee dingen die hun zo aannemelijk vinden voor een foreigner maar ik kijk er met tegenzin tegen aan. Ze vinden me wat dun, vooral voor een foreigner en hoewel ik blij ben dat mijn armen prachtig gestroomlijnd zijn zoals de Dalits en Mushar vrouwen in hun strakke choli, het blousemouwtje dat onder een sari gedragen word, begin ik voor de vriendelijkheid aan mijn eerste cola en reeks koekjes. Wanneer we dan lunch krijgen heb ik allang geen trek meer, iets dat ik eigenlijk al niet had.
Marie Lou maakt op mij een moederlijke, rechtvaardige indruk. Als vrouw, en dan juist een Indiase, zij komt van een armere familie uit Goa, vindt ik haar erg aangenaam. Ze heeft totaal geen pretenties en arrogantie, wat veel Indiase beter gestelde vrouwen wel hebben. En eigenlijk meteen voel ik me thuis, afgezien van de Coca Cola. Ik ben hier om foto’s te maken van de kinderen en het liefste van de kinderen die poep ruimen. Dit blijkt onmogelijk, ook omdat er geen kinderen zijn. Die zijn de dag hiervoor allemaal naar huis gegaan. Ik ben net één dag te laat, maar krijg wel een antwoord op al mijn vragen. Vragen die van Marijke en Jacques afkomen, en één van mezelf dus, waarom deze nonnen sari’s dragen: er is wat moeite om dit soort werk te doen, het is niet makkelijk, zegt Marie Lou. Er is tegenwerking, vooral tegen hen als katholieke zusters. Omdat deze zusters de arme Dalit en Mushar meisjes willen opnemen in hun gesponsorde huis om ze vervolgens sterk te maken tegen een maatschappij die hen als uitschot ziet wordt er door hun eigen families vreemd van opgekeken en door omstanders gedacht dat zij hen willen bekeren. Door in sari gekleed te gaan zijn zij niet meteen als zuster herkenbaar en makkelijk toegankelijk in allerlei soorten omgevingen zonder meteen bekogeld of weggejaagd te worden. Pas als de zusters kunnen praten met de argwanende familieleden zien zij in dat ze de kinderen niet willen afpakken of bekeren. De Indiase regering doet niet veel tegen de uitbating van deze kaste en ik betwijfel of het werk van deze zusters ondersteunt wordt door de overheid. Het is zelfs zo dat de overheid bepaalde wetten tegen poep ruimen, één van de meest vernederende werkjes, ondertekenen en thuis een Dalit of Mushar vrouw hebben werken die hun toilet of poeptank uitruimt.
Mushars zijn de meest achtergestelde groep uit de hele Indiase gemeenschap. Zij stammen af van een nomadenvolk, nooit ergens neergestreken te zijn, vallen zij buiten de gemeenschap en hebben daarom ook nooit enige scholing gekregen. Als een nomadenvolk hebben zij geen andere vaardigheden dan het hoeden van varkens, het collecteren van hout en het produceren van borden gemaakt van boombladeren. Deze dingen zijn in een gemoderniseerd India niet meer in trek en omdat zij niets anders kunnen hebben zij geen werk. Door middel van degelijke scholing zouden ze een ander beroep kunnen leren, was het niet dat zij geweerd worden op vele scholen. Ook omdat ze afstammen van een nomadisch volk is het voor deze mensen moeilijk een gedisciplineerde levensstijl aan te meten, vaak kiezen ze voor vrijheid en de dag van vandaag. Niet uitkijkend naar morgen.
Reaching the unreached is het thema. De nonnen willen de meisjes een basis scholing geven zodat wat er geleerd wordt, in de tien maanden dat ze in dit huis zijn, ze altijd bij blijft. Hoewel veel meisjes het nieuw aangeleerde niet altijd waar kunnen maken wanneer ze terug gaan naar hun familie waarin ze opgegroeid zijn, zullen ze het wel toe gaan passen als ze eenmaal zelf een gezin stichten. Vaak wordt er thuis ineens op hun neer gekeken nadat ze van deze cursus komen en ‘madam’ met een verongelijkte of belachelijke sneer naar ze geworpen. Madam omdat de anderen denken dat zij ineens high society brahmin denkt te zijn met haar manieren en andere gewoonten. Hun vaders komen samen aan de theestal over hun dochters kletsen, hoe bold en stoer en eigenzinnig zij plots zijn geworden en of ze het wel moeten toelaten: dochters laten inwonen bij nonnen die hen om gaan vormen tot arrogante daughters? Terwijl hun moeders inzien dat zij hun dochters een beter leven willen geven dan zijzelf hebben en zien ze graag naar het zusterhuis gaan. Hier leren de meisjes ook bewustwording van hun rechten en verantwoording, dat zij niet stupid zijn als er alweer een meisje geboren wordt uit hun baarmoeder. Ze leren te handelen tegen onderdrukking, tegen verdovende middelen en tegen een slechte voeding. Marie Lou leert me dat een slechte voeding invloed heeft op de hersencapaciteit en dat door een beter dieet meer bereikt kan worden. Veel meisjes willen aan het begin van deze cursus pas meewerken als ze eerst suiker en zoetigheden krijgen. Marie Lou geeft ze alleen suiker en zoetigheid in de vorm van liefde en aandacht zonder er iets voor terug te willen krijgen. Deze meisjes wordt geleerd op te komen voor hun menselijke waardigheid en het opbouwen van zelfrespect. Ze wordt aangeleerd te leiden, juist omdat haar partner dat niet zal doen en in zijn onwetendheid een groot gezin willen, naar de nep sjamaan voor een pijnlijke arm en kauwen van licht verdovende middelen voor zijn dagelijkse behoefte aan stimulans. Er wordt hen geleerd hoe de maatschappij in elkaar steekt, de sociale gewoontes en de religieuze belevingen ervan, zodat zij een betere keus kunnen maken voor zichzelf waarbij ze het goede van hun eigen cultuur kunnen behouden maar het slechte ervan kunnen selecteren en verwerpen. Wat heel positief is in hun samenleving is dat de balans tussen man en vrouw hier veel evenwichtiger is en de sterke familieband, hoewel dit soms ervoor zorgt dat het meisje naar huis terug keert als zij nodig is voor hulp bij het varkenshoeden of op haar broertjes en zusjes te letten.
Waarom is het toch dat de vrouwen de kracht zijn achter elke samenleving?
Usha is een meisje dat nog in het zusterhuis is. Ze is een ontzettend verlegen, prachtig vormgegeven jong meisje en ze zou uitgehuwelijkt worden. Haar dowry aan haar toekomstige echtgenoot zou een buffalo en een gouden ketting moeten zijn. Haar vader heeft totaal vijf dochters en, Usha die niet eens een gouden neusknop bezit, kan dit niet opbrengen. Vader vraagt de zusters om raadt, of Usha misschien kan blijven wonen in dit zusterhuis. Dat kan niet. Daar is het zusterhuis niet op ingesteld en ook werkt het zo niet. ‘Het’ is het leven, opgroeien, uitwaaien.
De cursus die deze meisjes krijgen duurt 10 maanden en hier worden de meisjes in een soort snelkookpan gestopt waar ze meer zelf vertrouwen opbouwen zodat ze niet telkens opnieuw onderdrukt worden. Waar ze wordt geleerd in zichzelf te geloven, weg met de overtuiging dat een leven onder de armoede grens en een leven vol minderwaardigheid, hun destiny is. Geleerd wordt hen zelf een keus te geven om de gewoonten en praktijken die van hen Mushar meisjes een onaccepteerbare kaste maakt te negeren of op te geven. Kortom, hen wordt opnieuw een opvoeding gegeven die hun moeders niet in staat waren te geven bij gebrek aan onwetendheid en onkunde.
Usha, haar vader en de zusters komen overeen dat zij een paar maanden kan blijven in het zusterhuis waar ze voor de drie koeien gaat zorgen. Hiermee verdient Usha wat geld waarmee ze de naaimachine, die haar vader in eerste instantie aan Marie Lou vroeg, zelf kan kopen zodat usha zelf inkomsten heeft en een betere man kan huwen. Eentje die in Usha meer ziet dan die gouden ketting en een buffalo.
De ouders van deze kinderen hebben wel werk maar heel onregelmatig. Er is een wet die zegt ‘minimum 100 dagen werk per jaar’ en die maakt werk mogelijk voor de allerarmste, zoals stenen klein slaan. Deze mensen horen hiervoor wel ingeschreven te staan in het volksregister, anders kan de gemeente hen ook niet traceren, maar vaak zijn zij nooit ingeschreven en kunnen ze zich niet inschrijven omdat ze worden geweerd in deze instanties. Vaak zijn er geen vaste banen die dagelijks werk vragen. Hun werk bestaat vooral uit hout hakken, het dragen van generator lampen in een trouwstoet, bakken van stenen, stenen kapot slaan tot kleine stukjes, bladeren tot borden maken, schoonmaken van vloeren, toiletten uitruimen, varkens vet mesten en sommige rijden tegenwoordig fietsriksja’s.
Het ruimen van poep is een van de meest vernederende werkjes die er bestaan en wordt gedaan door de laagste kaste, Dalits en Mushars. Zij moeten het doen in bittere armoede waar geen plaats is voor een toilet, laat staan een huisje. Gezondheidszorg bestaat niet voor hen, dus ook geen inschrijving in het geboorteregister waarmee de toch al geringe hulp van de regering vervalt. Scholing is onbekend, werk onregelmatig, laag betaald en vuil. Zij zijn niet toegestaan om openbare gebouwen te betreden, mogen niet bidden in tempels en zeker geen hogere kaste aanraken of aankijken. Hogere kaste hebben er geen moeite mee hun werkkracht te misbruiken. Hogere kaste hebben er ook geen moeite mee producten gemaakt door Dalit-handen aan te raken, van te eten zelfs. Hogere kaste willen hoog blijven en dit wordt mede bereikt door Dalits en Mushars onaanraakbaar te laten voortbestaan.
Ongeveer 1.3 miljoen Dalits in India zijn vooral vrouwen en zij proberen met het schoonmaken van toiletten hun gezin draaiende te houden. Ik hoor een paar hersenen nu denken: ‘Ja, maar zij hebben altijd teveel kinderen. Laat ze eerst eens denken aan family planning.‘ Met twee kinderen om voor te zorgen is het levensonderhoud inderdaad iets goedkoper, zouden kinderen zelfs naar school kunnen. Maar hier zit het probleem, het addertje onder dat prachtig groen gras, nu juist. Omdat deze vrouwen geen educatie hebben gehad weten ze niet beter, zetten ze hoog in: hoe meer kinderen hoe meer hulp. De kans dat een kind overlijdt is natuurlijk groot en door meer kinderen te hebben hou je de balans hoger, de kansen beter, je eigen levensonderhoud zekerder.
Het verwijderen van poep uit droge toiletten en rioolputten wordt gedaan met hele simpele gereedschappen zoals stukken van een kartonnen doos, emmers en manden gevoerd met zakken om druppen tegen te gaan wanneer de manden op hun hoofd weg gedragen worden.
Wanneer lunch geserveerd wordt heb ik geen trek, mijn maag zit vol cola en koek maar afslaan kan niet dus eet ik een bord vol. Veel te weinig in de ogen van Marie Lou en de Filippijnse zuster die er ook bij gekomen is. Het eten is gemaakt door een Dalit meisje dat in huis werkt en enorm verrassend: de binnenkant van de stengels van een bamboe plant zijn gebruikt. Na het eten wordt er een rustpauze van 2 uur ingelast en wil ik het liefste tempels gaan bekijken, maar Marie Lou weerhoudt me: ‘It is too hot, you should refrain from too much activity in daytime, go rest’, en ik wordt naar een apart kamertje gebracht, een bed opgemaakt, een handdoek en zeep weggelegd. De klok tikt hard, de waaier stopt ermee want de weinige elektriciteit houdt op te geven. Ik schrijf de antwoorden op die ik gekregen heb deze middag en ga eventjes slapen.
Het is de bedoeling om meisjes zover te krijgen dat zij de cursus die hier aangeboden wordt willen gaan doen. Dit heeft niets met bekering of discriminatie te doen maar alles met een betere positionering in de maatschappij. Marie Lou begint er mee de ouders van deze meisjes te counselen. Zij zijn vaak al argwanend en dit neemt behoorlijk veel tijd in beslag.
De kinderen van elke kaste horen natuurlijk naar school te gaan, maar dit gebeurd vaak niet. Een school is vaak ver van hun dorp verwijderd of uit hun woongebied. De meisjes worden gediscrimineerd en vallen hierdoor vaak uit het schoolsysteem. Deze kinderen worden ratten-eters genoemd en neergekeken op het feit dat zij, soms misschien, ratten eten. Zelfs leraren discrimineren hen. Een van de taken van leraren is schijnbaar dat zij hun leerlingen moeten zoeken, zij die niet naar school gaan maar wel ‘leerplichtig’ zijn. Dit, als dat al gedaan zou worden, is onmogelijk omdat de meeste meisjes niet ingeschreven staan in het geboorteregister. Er zijn daarom ook geen ration-cards, een bonnensysteem (zoals vroeger in Nederland bestond en nog steeds bestaat In India), zij hebben geen eigen land en zij wonen in huisjes die door overheid binnen een uur afgebroken kunnen worden.
De meisjes krijgen soms baantjes aangeboden door mensen van buitenaf maar zij willen vaak niet ver weg van huis aan het werk, ze missen hun ouders en omgeving te veel. Sommige ouders zijn ook erg bang dat hun kind ten onder gaat aan slechte praktijken of ingezet wordt in prostituee of simpelweg verdwijnt. Dit gebeurd en de mensen zijn bang dat het hun ook zal overkomen. Grotere meisjes zijn wel in staat werk te krijgen dat voldoende betaald om in hun onderhoud te voorzien, vooral in eigen community. Meisjes krijgen taken van buitenaf zoals randen aan sari’s naaien en zakdoekjes borduren. Hun inkomen is hiermee niet veel maar ze krijgen wel een benul van dat er met werk een inkomen is, dat ze ook kunnen naaien en kletsen terwijl kletsen en niets doen niets brengt.
De meeste meisjes zijn ongeveer 14 jaar tot 18 jaar, sommige zijn getrouwd met 12 jaar maar nog niet actief als echtgenoot (na een jaar of 3 gaan zij bij hun echtgenoot en familie wonen en heeft dit kind nu een naaicursus). Ik ontdek dat naaicursus enorm handig en nodig en zelfvoorzienend is. Veel vrouwen en meisjes kunnen niet eens een draad in de naald krijgen, weten totaal niet hoe ze hun kleding moeten herstellen waardoor veel kapotte kleding gebruikt wordt als ‘maandverband’. Zo belandt er natuurlijk veel kleding onbruikbaar op de straat (en in de magen van koeien). En hiermee een onnodige vorm van verspilling. Een cursus naaien is daarom heel nuttig en kan de meisjes een inkomstenbron geven waardoor ze in hun eigen dorp in staat zijn in hun onderhoud te voorzien. Naast zelfvertrouwen in een eigen vaardigheid krijgen ze dit ook door op een soort schoolreisje te gaan en met andere mensen te communiceren. Wanneer ik het open leslokaal bekijk en Marie Lou even bezig is, komen één zo’n meisje en ik samen. Zij is verlegen maar ik ook. Toch beginnen we een gesprekje over de koeien die zij verzorgd. Zij praat haar taal en ik de mijne terwijl Marie Lou op een afstand glimt van trots en liefde. Wanneer er een witte rat voorbij trippelt ben ik verheugd terwijl zij het beest weg willen jagen. Als ze zien dat ik het een mooi beest vindt lijkt de schaamte wat weg te ebben. Immers, een rat beweegt zich zelfs voort in brahmin huizen.
Deze meisjes geloven sterk in witch-craft, bijgeloof of heksenpraktijken, waardoor zij hun geld besteden aan uitroeiing van een boze geest of een bezeten lichaam en geest. Dit kan zelfs lijden tot het verliezen van goederen en bijvoorbeeld geiten die gegeven worden aan de sjamaan of swami waar zij hulp zoeken. Op televisie is vaak te zien wanneer er weer een nep swami op de vlucht is nadat hij de boel genadeloos bedrogen heeft. Als de meisjes pijn in hun arm hebben denken ze dat dit komt door ‘het boze oog’, door bezeten te zijn en in plaats van naar een overheidsziekenhuis te gaan kiezen ze voor uitroeiing van hun pijn. Marie Lou leert de meiden natuurlijke geneeskunde, en de tuin rondom het zusterhuis staat vol met kruiden, groenten en fruitbomen.
Verder is er heel veel alcoholisme en veel meisjes zijn, evenals hun ouders, verslaafd aan de lokale ‘drugs’, dit zijn vaak tabaksaangelegenheden, aangemengd met kalksteen en kneedbare gom die in hun wangholte en tegen tandvlees gedrukt wordt. Sommige nemen wel vijf verschillende soorten en doen er alles aan om in hun verslaving te voorzien: ze klimmen over de muren van de compound, ze breken andermans petty box open voor een paar muntjes of ze vluchten in de nacht naar huis, terug in de veilige maar onwetende armen van hun moeder terwijl de zusters bezorgd achter hen aan de nacht doorkruisen in een riksja.
Er wordt nog altijd gewerkt als poepruimers, zowel door de ouders als hun dochters. Hun inkomen is laag en ze hebben onregelmatige werkopdrachten en omdat er zoveel gedronken wordt voordat ze het werk aankunnen is de helft waarschijnlijk al besteed. Het blijkt voor mij echter onmogelijk om mee te gaan naar een dorp waar de vrouwen bezig zijn met hun werk als poepruimers. Als Marie Lou al argwanend aangekeken wordt wat zullen ze niet van mij denken? Buiten het feit dat het zeer onrespectvol is meteen met een camera boven op hun vieze werk neer te ploffen. Schuchter te komen vanwege onze culturele verschillen en uitgelaten te vertrekken vanwege de mooie foto’s en de snelle contacten.
‘Maar waarom, waarom,’ vraag ik Marie Lou ‘laten de Mushar en Dalits zich zo vernederen en waarom laten zij zich zo onderdrukken?’ Ze komen in opstand, vertelt Marie Lou, maar dit heeft nog altijd een lange weg te gaan. Op stations worden onaanraakbare weggejaagd bij me door hogere kasten. Ik wordt vreemd aangekeken als ik me liever bij hen voeg in de coupe. Zij zullen zich heus wel verzetten maar als zij altijd onderdrukt worden, als zij altijd onderhevig zijn aan het ontzeggen van de eerste levensbehoeften als zij opkomen voor henzelf en dan weggeschopt, dan leer je dat snel af. Gelukkig zit er een Dalit in het parlement, is een Dalitvrouw enorm gedreven en duidelijk verstaanbaar in de nonnengemeenschap waar ik nu ben en worden er tientallen Dalitmeisjes per jaar sterk gemaakt voor een gelijke behandeling in deze maatschappij.
Marie Lou geeft me na de rustpauze thee en wanneer zij en de overige nonnen naar de kerkdienst gaan laat ze mij nog even snel kennismaken met de Dalits die hun huis hebben gemaakt van vondsten en stukken afval en langs de weg wonen. Dit is illegaal en de overheid breekt ze regelmatig af. Eén vrouw maakt borden van boomblad, 100 borden voor nog geen euro. Hiervoor moet ze eerst de bladeren vinden, dan oprapen, naar huis dragen, in elkaar zetten met kleine, dunne twijgjes en dan schoonmaken. Veel werk gedaan door onaanraakbare handen, gekocht door iedereen die boven hen staat en ineens niet vies is van hun goedkope werk. Zodra de mensen wonend langs deze straat door hebben dat ik foto’s maak, komt iedereen op me af gerent en ze roepen me naar hun plastic woning. Een jongeman met vervormd lichaam zit ineengedoken op zijn charpoi -een bed gemaakt van touw en hout- en heeft zijn zoon liefdevol onder zijn arm, zijn jonge vrouw ziet er een beetje wild uit en komt aangerend om als jong gezinnetje op de foto te mogen. Zij is geestelijk wat langzaam en uitgehuwelijkt aan een zwaar misvormde man, die werkzaam is als straatveger. Zijn ogen glimmen en er spreekt een onuitputtelijke kracht en trots van uit, hij is gelukkig, kan ik niet anders concluderen. En evenzo voel ik me, afscheid nemend van een krachtige vrouw die zich zo enorm inzet voor een betere wereld. Lopend door de straatjes die me naar de stupa brengen, toegezwaaid door vrouwen waarvan hun voeten in de dieprode henna zitten en verwelkomt door een aantrekkelijke Sri Lankaanse monnik in de stupa die me uitnodigt aan een soort mis deel te nemen. In de zwoele avond vindt ik een riksja terug naar het hotel aan Harischanddra ghat en ben ik in stilte verrukt over deze diepgaande ontmoeting met een Goaanse non en het inzicht waarom we ons allemaal het lot moeten aantrekken van de minderbedeelde.