Van 29 februari tot en met 4 maart 2008 worden de scholen in Khassausi, Dhaura, Bijnad en Taati bezocht. Daarna Sahasra en Tarbar. Daarbij ga ik ook proberen 3 individuele personen te bezoeken.
Ik zal de scholen gaan bezoeken en er een verslag van uitbrengen. Ik zal kijken naar het onderhoud van de scholen tot en met het aantal leerlingen en alles daar tussen in. Ik zal verslag uitbrengen zodat de stichting kan bepalen of het geld wat gecollecteerd is goed besteed wordt, of het ideaal bewerkstelligd wordt en of er nieuwe scholen nodig zijn. We focussen hier op educatie. Ik focus me vooral op beter worden want de diarree houdt aan, iets dat ik niet weg krijg met mijn zelf gekozen medicijnen. Meneer Khausal laat me door zijn persoonlijke doktor bekijken, hij is de oprichter van deze organisatie en een spraakmakende man die zich inzet voor inheemse volkeren. Ook voor mij nu. In zijn kantoor zie ik dat hij de Indiase Time heeft gehaald. Dus ik ben onder de indruk.
Lalitha
Marijke en Jacques hebben me al verteld dat de scholen in moeilijk bereikbare berggebieden in de deelstaat Uttaranchal liggen. De overheid waagt zich hier niet aan. Bussen rijden hier heel weinig en vaak ook helemaal niet. Ik bezoek de school in het dorp Khassausi waar ook Lalitha woont. Zij heeft een oogoperatie ondergaan en Marijke en Jacques willen weten hoe het met haar gaat. Destijds viel het Marijke op dat een klein meisje schuchter naar de grond bleef kijken toen zij het dorp waar Lalitha woonde bezocht. Ze pikte haar eruit en keken in een gezicht met één mooi oog en één stervend oog. Als ze geen operatie gekregen zou hebben was ze overleden aan de rottende wond in haar hoofd. Nu heeft Lalitha een kunstoog en het valt met moeite te onderscheiden van haar echte oog. Wanneer Arwind mij voor Lalitha zet, schrikt het kind van mij en mijn camera. We praten wat met elkaar en langzaam voelt Lalitha zich meer op haar gemak. Ik zie dat ze al grijze haren heeft, en ze is pas 15. Ze houdt haar hand soms voor haar oog, maar hoe meer wij praten, hoe meer zij opent. Totdat we onbevangen met allebei onze twee ogen naar elkaar kijken en elkaar lachend opnemen. Deze operatie heeft niet alleen haar leven gered, ook haar huwelijkse kansen zijn aanzienlijk verhoogd. En met de verkregen scholing die ze in het schooltje van Focus on Education kreeg, is haar basis sterk en haar rechten zijn bekend, ze is bewust en kan ze met een positieve houding het leven als echtgenoot en ondertussen moeder goed aan.
De scholen zijn dus in samenwerking met een Indiase stichting gebouwd. RLEK genaamd, zij bemiddelen als tussenpersoon en daar ga ik heen vanuit Delhi, de hoofdstad van India. Menner Kaushal laat me in een uitgebreide e-mail weten welke treinen op welke tijden, in welke prijsklasse en vanaf welke stations waar vertrekken en waar aankomen. Een e-mail die ik pas lees als ik aankom in Dehra Dun. Want anders dan de meeste vrijwilligerswerkers ben ik een reiziger die dit vrijwilligerswerk als een andere vorm van reizen en beleven zie. Ik kom in de late avond aan, met een vikram, een grote riksja met aangewezen stopplaatsen, die zijn stopplaatsen nu even negeert, en me persoonlijk voor de deur van RLEK afzet. Ik zoek mijn weg naar binnen en voel me vanaf de eerste minuut niet op mijn plaats. Ik ben vaak een vreemde eend in de waterpoel maar dit voelt onomkeerbaar. Een nette stichting met zeer educated  personen waarvan de hoofdpersoon me in een te luxueus kamertje onderbrengt. Omdat hij denkt dat ik van luxe houdt. Omdat hij denkt dat ik een rijkaard ben. ‘You pay by donation,’ typisch Indiaas en werkend op mijn zenuwstelsel want hoeveel moet ik gaan geven?! Ik vraag meerdere malen naar een simpele kamer maar krijg die niet. Dus leef ik een paar weken in ongekende luxe, samen met een schone, volledig betegelde douche met heet water en met heus douchegordijn. Een ruime wasbak zonder snotklodders en zonder bloed aanhangselen die met het snuiten van de neus meekomen. De kamer heeft lichtwerende gordijnen en een elektrische verwarming die ik gebruik ook al is het niet koud. Want hoort luxe niet geconsumeerd te worden? Ik heb een schoon bed dat bestaat uit een groot tweepersoonsmatras en een tafel en een stoel en zelfs een kaptafeltje met spiegel. Toe maar…
Meneer Kaushal laat een dokter naar me kijken en die geeft me een andere dosis pillen. Ik ga naar de bazaar en koop een voorraad van dezelfde pillen en ga nog een paar dagen door met de kuur. De stichting heeft een kantine en wanneer het eten klaar is gaat er een bel en er staat dan een keur aan gezond en smakelijk eten in de keuken. Maar de maaltijden worden door iedereen zonder sfeer naar binnen gewerkt. Het is ook geen rokerig, donker hutje waar grote, met vuil aangekoekte pannen staan te pruttelen. Het is een schone kantine met teveel licht. God… wat ben ik toch een simpele geest met simpele wensen. Ik ga steeds meer op mijn overleden ome Piet lijken, een man waarvan de meeste dachten dat hij gestoord was, behalve ik. Hoewel ik zijn publiekelijke scheten niet waardeerde, vond ik het geweldig als hij de gedroogde, gezouten visjes op at die voor de kat waren bestemd.
Mijn begeleiders, meneer Arwind en Pushpah, laten me weten wanneer we vertrekken maar dat wordt uitgesteld en ik wordt langzaam, heel langzaam aan beter. RLEK heeft als slagzin, en op elke school geschilderd in kleurrijke letters, ‘Play Hard and Play Fair in the Life’s Play Field’. Vrij vertaald: ‘Speel hard en speel eerlijk op de speelplaats van het leven’. De stichting heeft als visie het bevorderen van een juiste en duurzame maatschappij en hun missie is het versterken van uitgesloten, inheemse groepen en vrouwen en kinderen te machtigen voor hun rechten en het opeisen van hun betiteling. VISION – fostering a just and sustainable society. MISSION – to empower marginalized, indigenous groups, women and children to claim their rights and entitlements. Inderdaad, moeilijke woorden, moeilijke zinsopbouw maar daar zijn de Indiase medemensen dol op. Waar ze nog meer dol op zijn is hokjesgeest en het kastesysteem, wat natuurlijk al lang en tot in de breedte van de horizon verboden en uitgeroeid hoort te zijn, maar niet is. Dit is meteen duidelijk wanneer ik het gebouw rond wandel. De vrouwen die hier sterker gemaakt worden voor leidingschap in hun kleine, eenvoudige dorpjes kijken me indrukwekkend en verlegen aan. Zij zijn de panchayat van hun dorp. Sterke vrouwen die gaan voor hun rechten en bereid zijn scheve ogen te ontvangen omdat zij hun dorp leiden en richting geven. Ik begroet ze elke keer opnieuw en ontvang dan hartelijk doch introverte begroetingen en ogen vol gloed terug. De schoonmakers en bouwvakkers die voor de stichting werken buigen hun hoofd naar beneden zodra ik aankom en als ik ze begroet komt er niet veel uit hun mond. Hun ogen kijken me schuw als een straathond aan, maar pas wanneer ik voorbij ben. Alleen de educated komen op me af, wanneer het lunchtijd is. Ik ben duidelijk in een bedrijf beland. En ik ben de enige die niet werkt, want ik ben op reis en ziek en ik wacht daarnaast op antwoord van vertrek van meneer Kaushal. Ik wacht eigenlijk altijd op iets en dat is zeer tegen mijn wil. Ik ben dus in een bedrijf beland en kan geen kant op. Een bedrijf in India nog wel… Gelukkig heb ik mijn ervaring en weet ik dat je in India of je mond moet houden of moet schoppen. Ik besluit het eerste. Dit is inderdaad een tegenstrijdige eigenschap van Cinderella maar het geval is dat de 4 scholen die ik ga bezoeken afgelegen en ver van elkaar af liggen. Natuurlijk wil ik het liefste alleen maar kom er al snel achter dat dit alles behalve een makkelijke opgave zou zijn geweest.
Khassausi
Uiteindelijk ben ik blij met het gezelschap van Arwind en Pushpah. Arwind werkt voor de stichting als ‘motivator en stimulator en facilitator’. Hij verricht goed werk, voorziet waar scholen nodig zijn en stimuleert vrouwen in hun panchayat leiderschap en kinderen om naar school te gaan. Hij kent iedereen en dat is ook wel makkelijk voor mij. Pushpah daarentegen is een dorps meisje uit de bergen. Zij is 27 jaar en bewust ongetrouwd, zij is vooruitstrevend en geëmancipeerd voor Indiase begrippen. Ze is mooi. Ze werkt met een wil, wacht geduldig en is een ideale collega. Ze is begonnen als lerares en opgeklommen tot medewerkster voor de stichting RLEK. Ik ben blij met hun aanwezigheid. Pushpah is een hartelijk, lieve dame die me als een moeder onderhoudt en Arwind is een rustige, aardige man. De chauffeur rijdt als een beheerst torretje en laat de weelderige natuur in al zijn pracht en al zijn groenigheid aan me voorbij dwarrelen. Toch, ik ben een buitenstaander. Ik ben geen onderdeel van deze groep. Een Indiase groep. Pushpah denkt dat ik ziek ben geworden door het pikante eten dat ik ineens eet sinds ik over gevlogen ben vanuit mijn land naar de India-wereld. Ik hoor haar zeggen ‘ze eet alleen fastfood…’ en ‘en nu heeft ze maagproblemen…’ Onze verschillen en onwetendheden staan tussen ons in. Maar zodra Pushpah en ik samen onze broeken naar beneden schuiven en onze goudgele plasjes van de beschutte heuvel naar beneden laten stromen is er alvast één verschil uit de weg geruimd. Elke nacht wanneer we samen slapen komen we nader tot elkaar en onze cultuurverschillen en hoewel Pushpah haar Engels slecht is, bespreken we onze landen en gewoontes, onze levens in vogelvlucht.
Pas wanneer we na het bezoek aan de eerste school in Khassausi naar Pushpah’s huis gaan weet ik dat het geen showen van een buitenlander is. Het is Indiase gastvrijheid. Ik ontmoet een groep heel gerimpelde, oude vrouwtjes op de veranda, de oudste legt haar handen op mijn hoofd als ik voor haar neerkniel en mijn twee handen in namaste vouw. Ik ontmoet heel haar familie: haar jongere, getrouwde zus (dit geeft aan hoe vooruitstrevend en vrijdenkend de familie is want normaal wordt de oudste zus als eerste getrouwd) en een klein jongetje dat al het kluswerk doet en gaande weg steeds minder verlegen wordt. De getrouwde zus is mooi en gezegend met een eenvoudige schoonheid, maar ze kijkt triest. Haar kaken zijn recht en haar ogen sterk en vol emotie, iets wat nog sterker tot haar recht komt als ik de trouwfoto’s zie en ze huilend en schreeuwend haar ouderlijke huis verlaat. Het is koel in de bergen. De jongere zus maakt Maggi voor ons klaar. We bezoeken Sangeeta, de lerares van de eerste school die ik bezoek, en haar familie. Daar wordt ik met argusogen opgenomen en vol nieuwsgierigheid bekeken door een klein, oud uitziend vrouwtje dat aan Pushpah vraagt of ik een man of een vrouw ben? Zijzelf ziet er weliswaar uit als een vrouw maar ook erg afgetobd en moe. Ze is niet mooi of aantrekkelijk, wel jong met haar 24 jaar en ze heeft een charmante man die zijn twee handen warm en lang om de mijne klemt bij onze eerste begroeting. Hij spreekt in een aantrekkelijk hese stem tegen me. We drinken chai  op hun bed, in hun kleine kamertje zonder licht. Hij moet naar Congo als militair om er 6 maanden te dienen. Hij weet niet waar Congo ligt. Hij heeft geen idee waar hij heen gaat, alleen dat hij zijn vrouw en kinderen gaat missen…
Ik ontmoet in het huis van Pushpah een oude man van 70 jaar die erg opgetogen is en in zijn enthousiasme zijn gerimpelde broze vingers om mijn been knijpt. Hij vraagt me ook waarom ik niet getrouwd ben maar niemand die er raar over doet want Pushpah is met haar 27 jaar ook niet getrouwd en ze begrijpen het daarom een beetje. Dan wordt ik mee genomen naar een baby buffel, zijn gekrulde voorhoofdje puur en dierlijk zacht zoals je nooit zou verwachten van een buffeldier zo ruw en groot als hij volwassen is. Na een uitbundige kroelpartij ga ik mee met de jongen die schuin boven Pushpah woont. Het is een no-nonsense jongenman die geïnteresseerd is naar het leven en onze gewoontes in het westen. Ik ontmoet zijn moeder Krishna en wanneer de elektriciteit uitvalt gaat de olielamp aan. ‘Gebruiken jullie ook olielampen?’ vraagt hij. Wanneer ik de trouwfoto’s van mijn zus Charlotte laat zien op mijn cameraschermpje is iedereen een beetje geschokt: zo bloot. ‘Zo kaal! Zo zie jij er vast ook uit als je in Nederland bent?!’ Ik bespreek al zijn bedenkingen en maak hem duidelijk dat Nederland niet is zoals hij denkt dat het is. Het is geen paradijs waar geld makkelijk uit de muur te trekken is, waar iedereen kaal loopt en het is evenmin geen land waar de familieband zo sterk is als in India. Wij zitten niet samen in een kamertje van 3 bij 3 meter, om een olielamp, geduldig wachtend op onze thee die gezet wordt door de schoondochter, de vrouw van de zoon des huize. Wij hebben geen kinderen die doen wat de ouders zeggen, laat staan emmers water van de pomp naar de keuken sjouwen en hout verzamelen. Ik prijs India en zijn respectvolle familiebanden en ik prijs Nederland voor zijn vrijheid en keuzemogelijkheden.
Na een drukke dag van een schoolbezoek, familiebezoekjes en gesprekjes poets ik mijn tanden onder een gitzwarte sterrenhemel waar gele fonkelende diamanten op me neer kijken. Pushpah brengt me heet water, gekookt door haar jongste broertje en ik laat andere fantastische sterrenhemels aan me voorbij gaan. Ik tuf mijn tandpasta uit boven het veldje van de buffels. Dan wordt ik, in een poging om mij een laatste dienst te bewijzen, voor de televisie gezet. Gelukkig weet ik me snel te ontdoen van dit monsterlijke wezen en stap gauw in bed, gelukkig en mezelf, en Marijke en Jacques, prijzend voor deze verrassende wending. Slapen bij een dorpsfamilie in de bergen van Uttaranchal.
Dhaura
De volgende ochtend, na een nacht naast Pushpah geslapen te hebben, wordt ik in het keukentje gezet waar de vader en moeder van Pushpah ook zijn. Het is er lekker warm. Ik zit op een houten plankje een centimeter van de grond vandaan, genoeg om de kou weg te houden. De oude moeder kneedt langzaam chapati deeg en de dochter slaat er snel en gedreven chapati’s van, waarna ze deze op laat bollen in het vuur. De vader pakt wat kooltjes uit het vuur en stopt ze in zijn waterpijp. Iedereen zit hier gehurkt, plat op zijn hielen en komt fier en fit weer overeind terwijl ik mijn gesteun en gekreun in probeer te houden. De vellen van vader en moeder zijn oud, hard en diep geglooid. De moeder heeft kraaltjes om haar halshuid en tatoeages op haar handen. Veel mensen hebben hier het ‘om’-teken op hun handpalm, simpel en onvakkundig aangebracht. Ze dragen vele laagjes aan kleurige kleding, hebben open gezichten, twinkelende ogen en harde, simpele levens. Stilaan ga ik ook hard verlangen naar een omgeving als deze, om te trekken, om te zijn, langer dan nu.
Dhaura is een klein dorpje, een van de zovele tussen de bergen. Het schooltje is ook klein met twee lokaaltjes, maar de leerlingen, variërend van heel klein naar een puberale leeftijd, stralen zoveel plezier uit dat een groepje oudere vrouwen in een huisje verderop zelf les is gaan geven. Zij hebben er voor gekozen om te leren lezen en te schrijven. Ook kunnen ze muziekles volgen en er is er een vak ‘algemene kennis’, waar ze bijvoorbeeld over hygiëne leren en hoe ze hun baby’s verzorgen. Nu ze een kans krijgen, nemen ze die. Bijzonder vindt ik dat. De kinderen in het schooltje voeren dansjes voor me op die ze hebben geleerd op bruiloften en feesten. Ik vindt het ontzettend aandoenlijk om hun kleine lijfjes zo ritmisch te zien bewegen op de muziek die de rest van de leerlingen eigenhandig voortbrengen.
Bijnad
De volgende school die we bezoeken is in Bijnad. Het is een school gelegen onderaan de vallei waar de weg hoog boven ligt. Geen borden die aangeven dat dit Bijnad dorp is, laat staan dat hier een school staat, geen teken van een dorp of nederzetting. Arwind weet natuurlijk precies waar de jeep gestopt moet worden, dacht ik. Maar de chauffeur moet meerdere malen aan een herder vragen waar Bijnad’s school is. Sommige weten het niet. Alleen een Arwind die ongeveer weet waar het is. Als we er zijn daalt Arwind als een ware padvinder af naar een blinkend golfplaten dak diep onder ons. Marijke heeft niets teveel gezegd toen ze zei: ‘scholen staan op erg onbegaanbare plaatsen’. Dit schooltje ligt prachtig tussen trapsgewijs aangelegde velden waar geen pad te bespeuren is. Cactussen groeien weelderig samen met grote vetplanten en de groenheid van rijstplateaus maakt er een mooi kleurenpalet van. Omdat dit schooltje zo afgelegen is gebouwd woont de leraar er in een hutje gebouwd van leem naast, samen met zijn jonge vrouw en pasgeboren baby. Maar bijna alle leerlingen moeten een heel stuk lopen om er te geraken, een groepje van 6 elke dag zelfs een uur, maar er staat een school voor hen! Hoewel in het begin de meeste ouders geen kind naar school wilde laten gaan omdat ze dan een hulp kwijt waren voor een hele dag, begonnen ze toch het nut van school in te zien. Ze begrijpen dat alleen onderwijs hun situatie kan veranderen. Nu worden er zelfs om meer scholen gevraagd. Want hoe idyllisch en heerlijk ze ook mogen wonen, ze leven hier ook erg afgelegen van de bewoonde wereld en zijn geheel afhankelijk van de natuur en hun gezondheid. En onderwijs is een eerste stap naar alleen al zoiets als een betere gezondheid. In dikke truien gehuld zitten de kinderen nu in de zon voor de school, zodat ze zich kunnen opwarmen. Mijn vragenlijst bestaat uit vele vragen en één ervan is dat ik ga controleren of het geld voor de truien terecht is gekomen. Wanneer we bijna bij de school zijn zien we de leergierige leerlingen op de veranda in de zon zitten. Het zijn stuk voor stuk eerlijke en respectvolle kinderen. Kinderen die leren om te schreeuwen. Want India is niet voor niets een land met een hoog decibel gehalte. Als kinderen hier al leren om hun kinderlijfjes van hun longen te ontwrichten, dan willen de bussen van de overheid er wel bovenuit komen. En boven die claxons komt niets en niemand te nimmer uit. Geen Sumo motorbike, geen Tata vrachtwagen en zelfs geen klas kinderen.
We stoppen in Ghorekati, een heel klein dorp langs de weg en er is een restaurantje in de vorm van een donker soort schuur. Het is koud (en ik heb geen jas van die heb ik aan mijn moeder op Aruba gegeven) en heel primitief, heel heerlijk. Er wordt met hout gestookt en het duurt heel lang voor onze Maggi maaltijd klaar is. Wonderbaarlijk genoeg willen we allemaal Maggi, ik verlangde er zelfs al naar en dat is vreemd want meestal wil ik iets anders dan de rest. Maar nu niet. Ik hoopte naar Maggi. Ik snakte naar Maggi. Ik droomde er over. Maggi. Maggi. Maggi. Maggi. Maggi. Maggi. Maggi. Maggi. Maggi. Maggi. Maggi. Maggi. Maggi. Maggi. Maggi. Ik ben het chapati en dhal-gedoe helemaal beu en zo wordt er een pan en minimaal aan hout gebruikt voor een maaltijd voor ons allen: 8 pakjes Maggi en wat extra’s van de kok zelf. Ondertussen streel ik de houten planken van de bank waarop ik zit, de tafel waar aan. Het hout is dik, glad en zacht. Zacht als een buffelvoorhoofd en glanzend als een ingevette koehoorn. Het hout is gebruikt als doorleeft antiek. Dus ik streel onopvallend het hout, het dient gestreeld te worden, zoals de Maggi, opgeleefd met stukjes tomaat, knoflook en ui, gegeten hoort te worden met geslurp en gesteun. Boeren doe ik zacht en binnensmonds, de rest hardop en zo luid mogelijk, hoe anders in een land als India waar kinderen leren te schreeuwen.
Taati
De volgende school ligt ver en buiten bereik van openbaar transport. We rijden door dennenbossen en langs rijstvelden die trapsgewijs omhoog kruipen, als een groene platgeslagen slang. We kronkelen met een snelstromende rivier mee, het water helder en koud, vol met getergde boomstammen die meegesleurd worden en zo getransporteerd naar lager gelegen dorpen. Mannen met scherpe haken trekken de boomstammen van de rotsen of duwen ze terug het water in. Rode bloesems van de rododendron verwelkomen ons en de leien daken van de eenvoudige houten huizen lachen als vrolijke kindertjes ons tegemoet. Simpel en doeltreffend. En daar, heel in de verte, achter opeenvolgende bergen waar ons oog niet kan reiken ligt Taati. Op 3500 meter hoogte en voor we de berg op gaan drinken we een chai in een rokerige barak-achtige tent en eet ik gauw wat droge biscuit en dan gaan we. Voor geoefende lopers duurt de trek 1.5 uur maar voor mij zal het een uur of 4 gaan duren. Pushpah en ik doen het langzaam aan, Arwind en Ravinder, de leraar van Taati school, die we onderweg opgepikt hebben, snellen als een eekhoorn vooruit. In het begin baal ik natuurlijk weer. Het is warm, ik zweet en het is steil omhoog. Het waarom van de trek is me nu heel duidelijk maar veranderd de zaak niet. Ik heb hier gewoon géén zin in. Ik had gehoopt dat de berg paadjes zou hebben die heel geleidelijk omhoog zouden lopen, als een luie spiraal. Deze route is als een Hans Kazan toverstok: recht en steil en als oppeppertje zegt Pushpah dat de berg tegen over ons net zo hoog is als Taati. Dat geeft deze mens dus geen moed want die berg torent als een boze tovenaar met donkere cape over mij heen. Maar langzaam aan vindt ik mijn tempo en ga ik genieten van de trek. Omdat ik weet dat het maar 4 uur duurt zit ik snel in een ritme dat fijn aanvoelt en doe ik de trek voor mijn plezier. De begeleidende band had voor mij niet gehoeven, maar zonder zou ik er niet kunnen komen. Dit is geen theehuistrek, geen appeltaartroute, geen pleziertocht. Nee, dit is werk en hoewel ik niet echt werk is het toch dat. Na een uurtje zit ik in een goed ritme en loop ik gestaag zonder negatieve gevoelens. Gevoelens van een trek die altijd negatief beginnen, gezeur van ‘ik ben moe’, en ‘ik wil best trekken maar niet zo steil’. Het ‘waarom’ komt aan bod en vooral ‘hoe ver zou het nog zijn?’
We zitten diep in Uttaranchal, dicht tegen China, in de Himalaya’s. Ik voel me goed en geniet van de natuur en de roodheid van de openstaande rododendronbloesems. Arwind geeft me een bloem en Pushpah legt me uit hoe ik de nectar ervan kan oplikken. En al snel druipt de bloem haar zoete natheid op mijn handen, en lik ik ze schoon. De ezeltjes vormen minitreintjes van maar 3 of 2 coupés en allemaal probeer ik ze een aai te geven. Af en toe kom ik herders tegen en die begroet ik met samengevouwen handen en ‘namaste’, allemaal zijn ze verbaasd. ‘Jij hier,’ zie ik ze denken. Ik denk aan Mary & jack en heb bewondering voor ze. Marijke en Jacques worden hier steevast Mary and Jack genoemd, de Engelse vertaling en het klinkt wel lekker dus noem ik ze ook zo. Mary & Jack, voor hun idealen en de mijne, daarom ben ik hier.
Als we het dorp inkomen ben ik enorm verrast want de mensen vormen hier een zeer indrukwekkende, mooie groep. Ze dragen zelf geweven wollen jassen van een degelijke en zeer originele snit. Sommige mannen dragen wollen broeken waar de knieën bolle egeltjes vormen. Mannen hebben petjes met een naar beneden geklapte rand die geborduurd is. Vrouwen zijn een lust voor het oog, ook al zitten ze vol eeuwenoude rimpels en hebben hun tanden hun allang verlaten. Hun oren hangen van boven naar beneden vol bellen en ringen. Etnisch ten top. Tatoeages op hun handen en borstbeen, op hun kin en armen. Kraalkettingen op hun leerachtige sleutelbeenhuid. Grote gouden bloemknoppen in hun neusvleugel en soms een ring met kraaltjes door hun neusschot. Zilveren kettingen vol curiositeit en wollen kleding vol opgenaaide herstellingen. Kleurige hoofddoeken. Mijn oogjes glimmen op als vuurvliegjes in donkere holtes. De jonge vrouwen zijn een staaf aan energie, mystiek, kracht en dynamiek. Hun huid gezond, strak elastisch en zon gewend zonder er oud te zien. Hun ogen bevatten een sprankeling vol vuur en trots. Ogen vol verrassing en vol zelfbewustzijn. Sommige lijken wat verlegen maar als ik foto’s van ze maak zie ik bij twee vrouwen een ontzettende vertrouwen in hun zelf, ze kijken me aan met een zeer sterke kracht. Het lijkt wel of ze op een liefdevolle manier op me neer kijken, omdat hun veel sterker zijn, hier wonen, in dit deel van de wereld, gemiddeld 8 kinderen baren en de natuur hun bron is. Deze vrouwen zitten in de hoogste kracht van hun leven en nu zijn ze benieuwd hoe ik hun portretteer. Ze verdingen elkaar wanneer de eerste vrouw close-up voor de camera komt. Dat willen ze allemaal. Hier geen schaamte of gegiechel. Nee, er heerst trots. Ze glimmen ervan. Twee jonge, grove en mooie vrouwen verdringen elkaar woestachtig. Telkens weer. Opnieuw en opnieuw. Baby’s worden erbij gehaald, mannen komen en oma’s volgen in hun voettreden. Een zieke en slappe vrouw ligt naast ons, de glans uit haar ogen verdwenen. Terwijl wij genieten van de reportage roept Arwind: ‘Enough! It is not nessecary.’ Wat? Genoeg? Dat woord ken ik niet en de zinspeling dat het niet nodig is verjaag ik met: ‘Ik vindt dit leuk en zij willen het zelf,’ dus gaan we nog even door. Dit laat Arwind zich geen tweede keer zeggen en laat elke oude vrouw nogmaals in close-up voor de camera komen, hij geeft me de opdracht foto’s van ze te maken die hij wilt publiceren. Hun ingetogen overdaad, hun beheerste veelheid, precieze volume aan oorbellen, ringen en belletjes komt in beeld. Het is ultiem want de vrouwen poseren serieus, onder toezicht van meneer Arwind, hun motivator and facilitator, de man die deze plek voor de school uit zocht. De vrouwen hun rimpels, hun lederen huiden en hun krachtige twinkeling is een evenwicht met de kalk besmeerde klei, roodoker en de houtbalken die het huis vormen. Ik wil met liefde bewijzen dat ze gelijk hebben -dat zij sterk zijn en ik een stads dorpsmeisje ben- maar niet helemaal. Ik wil terug naar Taati. Alleen, zonder begeleiding. Ik wil zelf een jas weven. Wandelen met geiten en koeien. Ik wil hier doen wat zij doen.
Lopend door het kleine dorp, waar huizen met vers hout en klei gebouwd zijn, voelt puur. Schapen en geiten worden gehoed, bladeren van de hoge boomtakken gekapt, koeien geleid. Mensen zijn vol nieuwsgierigheid en kinderen bijna angstig. Vol respect en oplettendheid. Een klein meisje op plastic laarsjes torst een mand op haar rugje. Erin zit een grote plastic kruik vol water. Kinderen werken volwaardig mee en hier geen ‘money‘, ‘pen‘, ‘chocolate‘ of ‘bombom‘. Dit betekend dat Mary & Jack doordacht en rechtvaardig te werk zijn gegaan. En ik had niet anders verwacht. En dit betekend dat dit dorp en zijn wijde omgeving ver van de bewoonde wereld af liggen, dat er zelfs nooit nep goedheiligmannen geweest zijn die kinderen denken te verblijden met pennen, ballonnen en chocolade. Een verblijding van korte duur met langstrekkende slechte gevolgen.
Er ligt sneeuw en dikke lagen ijs bedekken het smalle pad dat ons naar de school leidt. Helaas is de school gesloten en de man met de sleutel is naar een bruiloft. Wij hebben trek en we hebben het koud. Een kampvuur wordt gemaakt en een Maggi maaltijd is in aantocht, want Arwind is goed voorbereid. De school heeft een klein lerarenkamertje met keukentje dat uiteindelijk open gebroken moet worden bij gebrek aan de sleutelhouder. Er is dhal (linzen) en een snelkookpan en Pushpah en Arwind zetten zich in voor een tweede avondmaal. Ik zoek met een klein meisje naar dennenappels om het vuur brandende te houden, zij sprokkelt haar dupatta vol terwijl ik met 6 geschrompelde exemplaren aan kom zetten. We warmen ons op aan het kampvuur waarvan de walmen rook mijn ogen laten tranen, de handen van het kleine meisje rood en ijskoud, haar ogen helder en vol trots. Ik kan me niet terugtrekken in een hoekje, waar het koud is maar waar ik een deken over me heen zou draperen. Geen ‘lief dagboek’ en geen tot rust komen, geen mijmeringen, geen overdenkingen. Pushpah, Arwind en Ravinder vormen een vrienden- en collega groepje in Hindi en ik sta er zover vanaf. Ik weet dat ze denken dat ik als ‘foreigner‘ geen dhal lust, dat mijn maag geen pepers aan kan. Ik eet dhal in de ochtenden en kluif aan gezouten, hete pepers, eveneens in de ochtenden. Ik weet dat een kleine appetijt geen compliment is, maar die heerlijke verwelkomende Maggi, een super bowl vol, is genoeg voor mij, het vult als een pan snert. Maar plots zit ik dus voor een tweede maaltijd: een plaat vol rijst, zacht en papperig want de snelkookpan kookt snel, sneller dan verwacht. Ernaast ligt een dot dhal: Arwind heeft de bonen knoflook, gember, tomaat, paprika en Maggi kruiden meegegeven en het smaakt goed, maar ik heb geen trek na de super bowl Maggi. Ik doe mijn best de berg eten op te eten en als ik inzie dat dit nooit ga lukken eet ik tenminste de dhal op. Dan wordt niet lang na de maaltijd mij het lerarenbed aangeboden, een smal houten constructie met een platte matras van samengeklopte katoen. Het liefst slaap ik onder de sterrenhemel, ver van de mannen vandaan want ik weet dat er gesnurk gaat volgen. Het is een kleine rekensom van een klein lerarenkamertje en vier personen. Even hoop ik op de omgangsvormen van een Indiase vrouw bij me, maar wanneer Pushpah bij mij in bed kruipt weet ik zeker dat het een oncomfortabele nacht gaat worden. Pushpah noch ik slapen. We liggen als twee bananen in een krappe kist, de muur koud en tegen mijn zijde, zelfs al dekt Pushpah mij liefelijk toe. Als ik mijn volledig getulbande hoofd onder de dekens op wil warmen ontdek ik dat Pushpah scheten laat. Bonenscheten. Zacht maar gemeen. Geruisloos maar dodend. Dan begint Arwind meteen na deze ontdekking te snurken. Ook dat nog?! Ik lig hier in lepeltjeshouding met een Uttaranchal dame die bonengeuren afscheidt. Ik geniet niet. Ik baal heel erg.
Wanneer de volgende ochtend de koperen schoolbel wordt geluid druppelen langzaam de kinderen binnen. Het is lieflijk om te zien. Opvallend is dat elk kind uit respect onze voeten aanraken, iets wat ik veel te onderdanig vind en liever niet heb. Dus laat ik de kinderen merken dat ze dit niet hoeven te doen. De kinderen hier zijn allemaal respectvol. Hier wordt ze nog geleerd respect te hebben, te luisteren naar ouderen, elke oudere. Elk jongste kind dat oud genoeg is doet alle klusjes die het gevraagd wordt en elk kind dat al in staat is mee te helpen helpt volwaardig mee. En dat moet ook wel hier. Twee kinderen is niet genoeg voor een afgesloten leven in de bergen. Geen wasmachines, geen gasstel, geen bakker, geen kraan, geen Black & Decker boomzaag, geen verwarming, geen weide met hekken, geen fabriekjes waar wol tot draad en draad tot textiel en textiel tot kleding gefabriceerd wordt. Geen kliniek, geen tandarts en geen consultatie bureau. Wel een RLEK en een Arwind, een Pushpah en mensen die zich inzetten. Mensen zoals de leden van ‘Focus on Education’. Mensen die geld inzamelen, mensen die geld geven en mensen die het op een verstandige manier weten om te zetten in een waardevoller en menselijker en beter leven.
Hierbij wil ik het woord richten tot Jacques en Marijke. Voorheen had ik geen idee hoe hun werk tot stand kwam, net zoals vele anderen niet. Je denkt: een schooltje. Leuk. Doen we. Maar een school op afgelegen plekken vraagt denkwerk, coördinatie en standvastigheid. Geld is er want mensen geven graag, toch denk ik dat de meeste mensen geen volledig beeld hebben van hoe een school tot stand komt en hoeveel plezier de leerlingen en leraren ervan hebben. Het zorgt voor werkverschaffing. En de kinderen willen uit eigen wil leren. Educatie betekend bewustzijn en bewustzijn betekend vooruitgang. En geen vooruitgang in de zin van lieflijke, onschuldige bergdorpjes omtoveren in snelle en moderne steden waar men probeert een balans te vinden tussen arm en rijk, tussen een koe en een Enfield, tussen een wasmachine en een dhobiwallah (wallah betekend werk, dhobi betekend ‘handmatig wassen’). De vooruitgang gaat ook niet over hoe een boer naar de stad te lokken waar hij als dagwerker aan de gang kan gaan. De vooruitgang gaat erover mensen bewust te maken van de basis, zaken als gezondheid en hygiëne, educatie en handel, ontwikkeling op elk gebied. Een kind dat leert weet meer en iemand die meer weet draagt beter toe aan een gezonde gemeenschap, zoiets is hoe ik het zie…
Bedankt Marijke en Jacques, zonder jullie was ik hier niet gekomen.
Educatie betekend natuurlijk ook het inzien van bepaalde denkwijzen. Een familie met 10 kinderen maken zwaar werk licht en als je een bergfamilie of een inheemse familie met sterke tradities ontdoet van hun kinderen valt hun hele bestaan weg. De discussie over het aantal kinderen is als een spons en ik bespreek hem vooral met mezelf…
Alfa & FamilieÂ
Sahasra en Tarbar zijn aan de beurt. Deze twee scholen zijn gelegen in gebieden waar Gujjar nomaden zich vestigen wanneer zij niet naar de hoger gelegen delen in de Himalaya trekken met hun buffels. Wanneer het hoog in de bergen winter is zetten zij hier hun tenten op en vestigen ze zich tijdelijk daar waar ze hun vee kunnen laten grazen en drinken. De Indiase overheid vindt dit maar niets en het zal niet lang meer duren voor dat deze half-nomadische groep zich gedwongen terug moet trekken van een bestaan waar ze leven van de verkoop van melk en buffels. Hun beroep, hun handel en hun hele levenswijze stopt. De Gujjars staan sterk onder druk, zoals zoveel nomadische groepen in de wereld. Hun sterke punten worden gemakzuchtig genegeerd door de overheid en zij worden gedwongen om als dagloners te gaan werken. Zij worden door auto’s en lawaaierige bussen van de weg geduwd waar zij met hun vredige veehandel door de bergen trekken. Het is hoog tijd dat de kinderen scholing krijgen. Ze kunnen niet naar een school van de overheid omdat ze nergens ingeschreven staan, als ze al wettelijk geregistreerd zijn. Focus on Education heeft samen met RLEK geschikte plekken gezocht om scholen te bouwen waar kinderen tijdelijk in de buurt wonen of waar ze opgehaald kunnen worden met een schoolbus van RLEK zelf. Zo rijdt ik een keer met deze schoolbus mee en de chauffeur weet precies waar hij moet stoppen. Plekken voor mij erg onwaarschijnlijk, gewoon zomaar ergens en dan huppelt er ineens een kindje vanuit de rivierbedding omhoog naar de weg en stapt hij in. Een nomadisch kind in schoolkostuum. Deze inheemse volkeren worden door de Indiase partner RLEK en Focus on Eduaction in hun waarde gehouden en bouwen scholen op hun plek.
Sahasra ligt midden in een jungle, alweer in een Nationaal Park en de route er naar toe is ruig. We rijden met een jeep door droge rivieren, over grote keien en smalle paadjes. In deze bossen leven olifanten, wordt me verteld, en daarom is er een muur rondom de school gebouwd. Plotseling verschijnen er ronde kleihutten en hier woont Alfa met zijn vrouw en 8 kinderen en heel veel vee.
De stichting RLEK zet zich zwaar in voor de Gujjar bevolking, net als de stichting ‘Focus on Eduaction’ dat doet. De Gujjars zijn voornamelijk islamitische semi-nomaden die twee maal per jaar heen en weer trekken, van de laaglanden naar de berggebieden in de Himalaya. Zij hebben grote groepen geiten, schapen en buffels en leven van de opbrengst van melk. Hun bestaan wordt ernstig bedreigt. De Indiase regering probeert deze groep uit hun bestaan te rukken. Als ik aan meneer Kaushal vraag waarom schuift hij de schuld af op Europa, omdat wij zo nodig de tijgers willen redden. Tijgers versus Gujjar nomaden lijkt me wat overtrokken en de echte reden blijft mij onduidelijk maar komt toch meer in de richting van de Indiase regering die overzicht en controle wil hebben op de gehele bevolking. Er zijn scholen gebouwd voor deze kinderen en ook die bezoek ik. Maar wel op eigen houtje want ik doe het liever zelf dan dat ik moet wachten op een begeleide jeep uitvaart.
Dat wat er bekend is over de Gujjars is wat verwarrend en onduidelijk. Blijkbaar stammen ze af van het Arische ras en dat verklaard hun Duitsachtige blauwe ogen of hun donkerblonde haar. Andere onderzoekers beweren dat ze afstammen van de Hunnen, of komen vanuit Georgia en omstreken. Ze zijn India in ieder geval binnen gekomen via Gujarat, waar hun naam uit ontstaan kan zijn en via Rajasthan. De Gujjars leven ook in Afghanistan en Pakistan en allemaal houden ze zich op rondom de Himalaya. Omdat hun nomadische bestaan bedreigd wordt vestigen meer en meer families zich in stenen huizen en hoewel er nog volop traditionele huizen bestaan en gebouwd worden lijkt er toch minder beweging te zijn en scholen vullen zich makkelijker.
Alfa is de hoofdman van de groep Gujjars die ik bezoek namens Mary & Jack. Alfa is een man en geen gewone man maar een uitgesproken charismatische man. Als Alfa de hoofdman mij had beveelt in zijn woonst, de vrouwen had opgedragen mij in te werken als een herderinnetje, als een zigeunerinnetje, dan had ik daar niets op tegen gehad. Maar meneer Alfa is al wat aan de oudere kant en heeft al voldoende vrouwen om hem te helpen. En voor eens ben ik degene die in verafgoding naar een persoon kijkt. Ik kan mijn ogen niet van hem af houden. Zijn felblauwe ogen, zijn meesterlijke gestalte en zijn autoriteit die schreeuwt naar zijn kinderen en de hand die ze daarna weer ouderlijk liefdevol streelt. Samen met de leraar van een school die ik ga bezoeken praten we met hem en gaan we zijn woning in. Een grote ronde hut gedeeltelijk van steen met een dak van takken, waar we lunch krijgen. Mijn eerste maaltijd die dag en de beste chapati’s die ik ooit op heb, besmeerd met ghee (geklaarde boter) en chilipasta. De hele sfeer werkt zo op mijn gevoelens dat ik uit mezelf de baby oppak die op een donker dekentje ligt, omgeven door vliegen. De baby is klein en zijn ogen zijn zwaar omrand met kohl. De sfeer heeft me zo zwaar te pakken dat ik de baby tegen mij aan houdt, iets dat ik nooit eerder deed, en ik ruik zijn lijfje. Een mengeling van gekookte melk, kaas en rokerig vuur een hoewel deze ranzige mengeling ver af ligt van Zwitsal baby producten is het een geur passend bij dit leven en een heerlijk, oprechte geur.
Sahasra
Tarbar
Dan ga ik met chauffeur Tapa naar de tweede Gujjar school, in Tarbar. Deze school ligt verscholen tussen groene, slanke, hoge bomen in een opvallende schors gehuld. Hier en daar staan kleihuizen omringt door tarwevelden. Buffels en honden sieren het dorpse straatbeeld terwijl Gujjar mannen met hun prachtige klederdracht in de schaduw van de bomen melk verkopen uit robuuste kannen die ze op hun motorbike vervoeren. Het is een vredig tafereel en op school aangekomen wordt ik getrakteerd op meer: de leraren blijken uiterst creatief te zijn want ik zie rekken vol kleiwerkjes en plak- en knutselwerk. Marijke heeft me verteld dat ik mijn ogen goed open moet houden, want zo ontdek ik misschien wel kinderen die geholpen kunnen worden. Hoewel dit een lang en moeizaam traject is voor de stichting, en helaas niet altijd lukt, probeer ik Fhourkan een kans te geven. Hij is 3 of 4 jaar en kan niet lopen…
One reply on “Het verhaal uit Uttaranchal”
[…] Higher altitude Uttaranchal schools (Dutch only), India […]
LikeLike